ECLI:NL:HR:2011:BP3942

Hoge Raad

Datum uitspraak
29 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/04409
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • F.H. Koster
  • B.C. de Savornin Lohman
  • W.M.E. Thomassen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van de bewaring van inbeslaggenomen mobiele telefoon en vermindering van gevangenisstraf wegens overschrijding redelijke termijn

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 29 maart 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De zaak betreft een verdachte die in voorlopige hechtenis was genomen en wiens beroep in cassatie was ingesteld. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof een kennelijke misslag had gemaakt door zowel de teruggave van een inbeslaggenomen mobiele telefoon aan de verdachte te gelasten als de bewaring daarvan ten behoeve van de rechthebbende. De Hoge Raad vernietigde deze beslissing van het Hof en oordeelde dat de bewaring van de telefoon niet had mogen plaatsvinden.

Daarnaast werd er in de uitspraak aandacht besteed aan de redelijke termijn van de procedure. De Hoge Raad stelde vast dat de verdachte ten tijde van het instellen van het beroep in cassatie niet in voorlopige hechtenis was, waardoor de inzendtermijn van acht maanden gold. Echter, op het moment van de aanzegging door de Hoge Raad bevond de verdachte zich wel in voorlopige hechtenis, wat betekende dat de uitspraak binnen zestien maanden na het instellen van het beroep had moeten plaatsvinden. Aangezien deze termijn was overschreden, oordeelde de Hoge Raad dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM was overschreden. Dit leidde tot een vermindering van de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf van zes jaren naar vijf jaren en tien maanden.

De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak, maar uitsluitend voor zover het ging om de bewaring van de mobiele telefoon en de duur van de opgelegde gevangenisstraf. Het beroep werd voor het overige verworpen. De uitspraak benadrukt het belang van de redelijke termijn in strafprocedures en de noodzaak om zorgvuldig om te gaan met inbeslaggenomen goederen.

Uitspraak

29 maart 2011
Strafkamer
Nr. 09/04409
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 5 oktober 2009, nummer 23/002140-08, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1983, ten tijde van de betekening van de aanzegging gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting "Noord-Holland Noord, locatie Zuyder Bos" te Heerhugowaard.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben mr. B.P. de Boer en mr. M. van Delft, beiden advocaat te Amsterdam, bij schriftuur en aanvullende schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schrifturen zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Vegter heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, tot vermindering van die straf en tot verwerping van het beroep voor het overige.
2. Beoordeling van het derde middel
2.1. Het middel klaagt dat het Hof ten onrechte de bewaring heeft gelast van het onder nummer 42 inbeslaggenomen voorwerp, te weten een mobiele telefoon.
2.2. Blijkens de bestreden uitspraak heeft het Hof ten aanzien van de in het middel bedoelde telefoon zowel de teruggave gelast aan de verdachte als de bewaring daarvan gelast ten behoeve van de rechthebbende. Op de door de Advocaat-Generaal in zijn conclusie onder 25 gegeven gronden moet het ervoor worden gehouden dat als gevolg van een kennelijke misslag ook de bewaring van de telefoon ten behoeve van de rechthebbende is gelast. De Hoge Raad zal de bestreden uitspraak in zoverre vernietigen.
3. Beoordeling van het vijfde middel
3.1. Het middel behelst de klacht dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM in de cassatiefase is overschreden omdat de stukken te laat door het Hof zijn ingezonden.
3.2. De verdachte bevond zich ten tijde van het instellen van het beroep in cassatie niet in voorlopige hechtenis. Nu nog geen acht maanden waren verstreken sedert het instellen van dat beroep is het middel dus tevergeefs voorgesteld.
Ten tijde van de aanzegging door de Hoge Raad als bedoeld in art. 435 Sv bevond de verdachte zich evenwel uit hoofde van de door het Hof bevolen gevangenneming in voorlopige hechtenis. Dat betekent dat de behandeling van de zaak in cassatie diende te zijn afgerond binnen zestien maanden na het instellen van het beroep. De Hoge Raad doet uitspraak nadat die termijn is verstreken. Dat brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM is overschreden. Dit moet leiden tot vermindering van de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf van zes jaren.
4. Beoordeling van de overige middelen
De overige middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
5. Slotsom
Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.
6. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend voor zover het Hof de bewaring ten behoeve van de rechthebbende heeft gelast van het inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerp met beslagnummer 42 (mobiele telefoon), alsmede wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf;
vermindert de gevangenisstraf in die zin dat deze vijf jaren en tien maanden beloopt;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en W.M.E. Thomassen, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 29 maart 2011.