ECLI:NL:HR:2011:BP3870
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- J. de Hullu
- H.A.G. Splinter-van Kan
- C.H.W.M. Sterk
- M.A. Loth
- Rechtspraak.nl
Cassatie over strafkorting in Antilliaanse zaak na onrechtmatige verhoorpraktijken
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 april 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba. De zaak betreft een verdachte die in 1973 geboren is en die in 2007 werd verhoord. De Advocaat-Generaal bij het Hof had cassatie ingesteld, waarbij hij concludeerde tot vernietiging van het bestreden vonnis. Het Hof had in zijn vonnis geoordeeld dat er reden was om de hoogte van de straf te verlagen vanwege de gang van zaken tijdens de aanhouding en het verhoor van de verdachte. Dit oordeel werd door de Hoge Raad niet onbegrijpelijk geacht, ook al was er geen nadere motivering gegeven. De Hoge Raad oordeelde dat de gang van zaken bij de aanhouding en het verhoor geen aanleiding gaf om het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk te verklaren, maar dat er wel grond was voor strafvermindering. De Hoge Raad benadrukte dat de beoordeling van de strafkorting en de mate waarin de straf was verlaagd, niet verder in cassatie kon worden getoetst. De Hoge Raad verwierp het beroep en oordeelde dat de middelen niet tot cassatie konden leiden, omdat zij niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.