ECLI:NL:HR:2011:BP3856

Hoge Raad

Datum uitspraak
29 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/02618
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van de strafoplegging in cassatie wegens onvoldoende onderbouwing van de erkenning van het ad informandum feit

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 29 maart 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De verdachte, geboren in 1987 en wonende te [woonplaats], had beroep ingesteld tegen de strafoplegging die door het Hof was opgelegd. De advocaat van de verdachte, mr. E. Maessen, heeft middelen van cassatie voorgesteld, die aan het arrest zijn gehecht. De Advocaat-Generaal Aben heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest, specifiek met betrekking tot de strafoplegging en de beslissing tot onttrekking aan het verkeer van een inbeslaggenomen busje traangas. De zaak moest worden terugverwezen naar het Hof voor herbehandeling.

De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat het Hof bij de straftoemeting ten onrechte rekening heeft gehouden met een ad informandum gevoegd feit, namelijk het voorhanden hebben van een busje traangas. Dit feit was gepleegd op 18 januari 2008 te Brunssum, maar de processen-verbaal van de terechtzittingen in hoger beroep bevatten geen erkenning van de verdachte met betrekking tot dit feit. Hierdoor was de strafoplegging niet naar de eisen der wet met redenen omkleed.

De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak vernietigd, maar uitsluitend wat betreft de strafoplegging en de onttrekking aan het verkeer. De zaak is terugverwezen naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch voor herbehandeling. Het beroep is voor het overige verworpen. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige onderbouwing van de strafoplegging en de erkenning van feiten door de verdachte in het strafproces.

Uitspraak

29 maart 2011
Strafkamer
Nr. 09/02618
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 25 juni 2009, nummer 20/003061-08, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1987, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. E. Maessen, advocaat te Maastricht, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Aben heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest ten aanzien van de strafoplegging alsmede de beslissing tot onttrekking aan het verkeer van het inbeslaggenomen busje traangas en terugwijzing van de zaak naar het Hof teneinde in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
2. Beoordeling van het eerste, het tweede en het derde middel
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3. Beoordeling van het vierde middel
3.1. Het middel klaagt dat het Hof bij de strafoplegging ten onrechte rekening heeft gehouden met een ad informandum gevoegd feit.
3.2. Het Hof heeft ten aanzien van de strafoplegging onder meer het volgende overwogen:
"Bij de straftoemeting heeft het hof voorts rekening gehouden met de omstandigheid dat de verdachte heeft erkend zich schuldig te hebben gemaakt aan het strafbare feit, ad informandum vermeld op de inleidende dagvaarding, voor welk feit hij niet afzonderlijk is of zal worden vervolgd, te weten: het voorhanden hebben van een busje traangas, gepleegd op 18 januari 2008 te Brunssum (De Ruyterstraat), parketnummer 03-700038-08."
3.3. In een geval als het onderhavige waarin de verdachte ter terechtzitting is verschenen, staat het de rechter vrij bij de strafoplegging rekening te houden met een ad informandum gevoegd feit, indien op grond van de door de verdachte ten overstaan van de rechter die de straf oplegt gedane erkenning aannemelijk is geworden dat hij dat feit heeft begaan en ervan mag worden uitgegaan dat het openbaar ministerie geen strafvervolging ter zake van dat feit zal instellen.
3.4. Gelet hierop en in aanmerking genomen dat de processen-verbaal van de terechtzittingen in hoger beroep niet inhouden dat de verdachte aldaar het ad informandum gevoegde feit heeft erkend, is de strafoplegging niet naar de eis der wet met redenen omkleed.
3.5. Het middel is terecht voorgesteld.
4. Slotsom
Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat het vijfde middel geen bespreking behoeft en als volgt moet worden beslist.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak maar uitsluitend wat betreft de strafoplegging, waaronder begrepen de door het Hof bevolen onttrekking aan het verkeer;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en W.F. Groos, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 29 maart 2011.