ECLI:NL:HR:2011:BP3856
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- J. de Hullu
- W.F. Groos
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van de strafoplegging in cassatie wegens onvoldoende onderbouwing van de erkenning van het ad informandum feit
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 29 maart 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De verdachte, geboren in 1987 en wonende te [woonplaats], had beroep ingesteld tegen de strafoplegging die door het Hof was opgelegd. De advocaat van de verdachte, mr. E. Maessen, heeft middelen van cassatie voorgesteld, die aan het arrest zijn gehecht. De Advocaat-Generaal Aben heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest, specifiek met betrekking tot de strafoplegging en de beslissing tot onttrekking aan het verkeer van een inbeslaggenomen busje traangas. De zaak moest worden terugverwezen naar het Hof voor herbehandeling.
De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat het Hof bij de straftoemeting ten onrechte rekening heeft gehouden met een ad informandum gevoegd feit, namelijk het voorhanden hebben van een busje traangas. Dit feit was gepleegd op 18 januari 2008 te Brunssum, maar de processen-verbaal van de terechtzittingen in hoger beroep bevatten geen erkenning van de verdachte met betrekking tot dit feit. Hierdoor was de strafoplegging niet naar de eisen der wet met redenen omkleed.
De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak vernietigd, maar uitsluitend wat betreft de strafoplegging en de onttrekking aan het verkeer. De zaak is terugverwezen naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch voor herbehandeling. Het beroep is voor het overige verworpen. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige onderbouwing van de strafoplegging en de erkenning van feiten door de verdachte in het strafproces.