ECLI:NL:HR:2011:BP3838

Hoge Raad

Datum uitspraak
29 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/01705
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewijsklacht schuldheling en redelijke vermoedens van misdrijf

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 29 maart 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte, geboren in 1975, was aangeklaagd voor het voorhanden hebben van twee kabelhaspels, waarvan bewezen was dat deze door misdrijf waren verkregen. De verdachte had op 21 augustus 2007 in Rotterdam de kabelhaspels in zijn bezit, maar betwistte dat hij redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze gestolen waren. De advocaat van de verdachte, mr. E.R. Weening, had middelen van cassatie ingediend, waarbij de Advocaat-Generaal Aben concludeerde tot vernietiging van het bestreden arrest, maar alleen wat betreft de bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit.

De Hoge Raad oordeelde dat uit de gebezigde bewijsmiddelen en de nadere bewijsoverweging niet zonder meer kon volgen dat de verdachte ten tijde van het voorhanden krijgen van de kabelhaspels redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze door misdrijf waren verkregen. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van het onder 1 tenlastegelegde en de strafoplegging. De zaak werd terugverwezen naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage voor herbehandeling van het hoger beroep.

De uitspraak van de Hoge Raad benadrukt het belang van de bewijsvoering in strafzaken, vooral in gevallen waar de verdachte niet op de hoogte was van de herkomst van de goederen. De beslissing van de Hoge Raad is van belang voor de rechtsontwikkeling en de rechtseenheid, omdat het de grenzen van de redelijke vermoedens in het strafrecht verduidelijkt.

Uitspraak

29 maart 2011
Strafkamer
Nr. 09/01705
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 20 maart 2009, nummer 22/004168-08, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1975, ten tijde van de betekening van de aanzegging zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. E.R. Weening, advocaat te Rotterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Aben heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest, doch uitsluitend wat betreft de bewezenverklaring van het onder 1 subsidiair tenlastegelegde feit, tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage teneinde in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan en tot verwerping van het beroep voor het overige.
2. Beoordeling van het tweede middel
2.1. Het middel richt zich tegen de motivering van de bewezenverklaring van feit 1.
2.2.1. Ten laste van de verdachte is onder 1 bewezenverklaard dat:
"hij op 21 augustus 2007 te Rotterdam goederen, te weten twee (2) kabelhaspels, heeft voorhanden gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van die goederen redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het door misdrijf, namelijk door diefstal, althans door enig (ander) misdrijf, verkregen goederen betrof."
2.2.2. Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
a. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 1]:
"Ik ben namens de benadeelde, [benadeelde partij] te [a-straat 1], [0000 AA] [plaats], gerechtigd tot het doen van aangifte. Op het moment werken wij voor de firma [A] BV aan de [b-straat 1] te [plaats] aan de bekabeling in een pand aan de Sluisjesdijk. Op het terrein van [A] BV hebben we een container staan waar we onze bouwmaterialen bewaren. Dit terrein is middels een hek afgesloten. Voor de container stonden drie haspels met datakabels. Vandaag dinsdag 21 augustus 2007, zag ik dat er nog maar één haspel stond. Twee haspels waren weggenomen. Aan niemand werd het recht of toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
U toont mij een foto van de twee kabelhaspels die u heeft aangetroffen. Ik herken deze haspels als de haspels die van het terrein zijn weggenomen."
b. een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2], voor zover inhoudende als relaas van de verbalisanten:
"Op dinsdag 21 augustus 2007 kregen wij van de meldkamer Politie Rotterdam-Rijnmond het verzoek om te gaan naar de Wolphaertstraat. Aldaar zou een telefooncel vernield worden door een blonde man, met lang haar en een zwarte jas met een grote cirkel op de achterzijde. De man zou met de fiets zijn. Wij zagen op de Wolphaertsbocht een man op een fiets rijden die voldeed aan het signalement. Wij hielden de man staande. De man bleek te zijn genaamd: [verdachte], geboren op [geboortedatum] 1975 te [geboorteplaats]. Wij zagen dat [verdachte] een krantentas bij zich had achterop de bagagedrager. Wij zagen dat er in deze krantentas twee grote kabelhaspels zaten die ter bescherming in karton gewikkeld waren. Naar de herkomst van deze kabelhaspels gevraagd, verklaarde [verdachte] dat hij deze meegenomen had uit een pand in Schiedam dat door zijn vrienden, waarvan hij de namen niet wilde noemen, was gekraakt.
Na controle in het bedrijfsprocessensysteem bleek dat [verdachte] gesignaleerd stond ter zake van 1 dag/60 euro. Hierop hebben wij de man aangehouden en overgebracht naar het politiebureau Zuidplein te Rotterdam. De kabelhaspels hebben wij eveneens overgebracht naar het politiebureau Zuidplein, teneinde een nader onderzoek in te stellen naar de herkomst van deze kabels."
c. een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaar [verbalisant 1], voor zover inhoudende als relaas van de verbalisant:
"Ik zag dat de fietstassen gevuld waren met een groot voorwerp, dit omdat de fietstassen bol stonden. Ik vroeg aan [verdachte] wat er in die fietstassen zat. Hierop sloeg [verdachte] de kleppen van de fietstassen open en ik zag dat er twee grote kabelhaspels inzaten."
d. een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaar [verbalisant 3], voor zover inhoudende als relaas van de verbalisant:
"Ik heb op 21 augustus 2007 een onderzoek ingesteld naar de herkomst van de haspels. Ik zag dat er op beide haspels een sticker was geplakt met het merk: [B] en de klant (customer): [C].
Na telefonisch contact te hebben gehad met een medewerker van [C] BV bleek dat dit de enige firma is die kabels levert van het merk [B]. De medewerker verklaarde de kabelhaspels te hebben geleverd aan [benadeelde partij] uit [plaats]. [Benadeelde partij] was bezig met een nieuwbouw project van de firma [A], gevestigd aan de [b-straat 1] te [plaats].
De logistiek manager van de firma [A] BV heeft verklaard dat er in de nacht van maandag 20 augustus 2007 en dinsdag 21 augustus 2007, van het afgesloten terrein aan de [b-straat 1] te [plaats] twee kabelhaspels van [benadeelde partij] waren ontvreemd. Vervolgens heb ik met toestemming van de officier van Justitie de verdachte [verdachte] op dinsdag 21 augustus 2007 aangehouden ter zake diefstal dan wel heling."
e. een proces-verbaal van de Rechter-Commissaris, voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte:
"Nu achteraf denk ik dat de mensen van wie ik ze heb gekregen om weer te geven aan anderen, ze misschien gestolen hebben."
2.2.3. Het Hof heeft ten aanzien van de bewijsvoering voorts nog het volgende overwogen:
"De diefstal van de kabelhaspels heeft blijkens het proces-verbaal in tijd en plaats zich afgespeeld kort voor en in de nabijheid van de aanhouding van de verdachte. Voorts verklaart de verdachte bij de rechter-commissaris op 23 augustus 2007: 'Nu achteraf denk ik dat de mensen van wie ik ze heb gekregen om weer te geven aan anderen, ze misschien gestolen hebben.'
Gezien deze feiten en omstandigheden acht het hof het wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de kabelhaspels van diefstal of enig ander misdrijf afkomstig waren."
2.3. Uit de gebezigde bewijsmiddelen en de nadere bewijsoverweging kan niet zonder meer volgen dat de verdachte ten tijde van het voorhanden krijgen van de kabelhaspels redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze door misdrijf waren verkregen zoals is bewezenverklaard.
2.4. Het middel slaagt.
3. Beoordeling van het derde en het vierde middel
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Slotsom
Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat het eerste middel geen bespreking behoeft en als volgt moet worden beslist.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van het onder 1 tenlastegelegde en de strafoplegging;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en W.F. Groos, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 29 maart 2011.