ECLI:NL:HR:2011:BP3830
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- J. de Hullu
- W.F. Groos
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen arrest Gerechtshof te 's-Gravenhage inzake niet-ontvankelijkheid verdachte
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 29 maart 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De zaak betreft een verdachte die in hoger beroep was gegaan tegen een eerdere uitspraak. De advocaat van de verdachte, mr. J.J.A. Bosch, heeft een schriftuur ingediend, maar deze voldeed niet aan de wettelijke vereisten voor cassatie. De Advocaat-Generaal Aben had geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar de Hoge Raad oordeelde dat de schriftuur niet aan de eisen voldeed. Dit leidde tot de beslissing dat de verdachte niet-ontvankelijk was in het beroep.
De Hoge Raad benadrukte dat voor een cassatieberoep alleen middelen van cassatie in aanmerking komen die voldoen aan de wettelijke eisen. In dit geval was er geen tijdig ingediende schriftuur met middelen van cassatie, waardoor de verdachte niet kon worden ontvangen in zijn beroep. De uitspraak van de Hoge Raad is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het de strikte eisen voor cassatie onderstreept en de noodzaak om tijdig en correct te procederen. De beslissing werd genomen door de vice-president en twee raadsheren, en is gepubliceerd onder ECLI:NL:HR:2011:BP3830.