ECLI:NL:HR:2011:BP3281
Hoge Raad
- Cassatie
- A. Hammerstein
- F.B. Bakels
- C.E. Drion
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Omgangsregeling met dwangsomsanctie in familierechtelijke context
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 1 april 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door de moeder tegen een beschikking van het gerechtshof te Arnhem. De moeder, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. H.L. van Lookeren Campagne, had beroep in cassatie ingesteld tegen de beschikking van het hof, waarin een omgangsregeling was vastgesteld met betrekking tot de kinderen van de partijen. De vader, die niet verschenen was, was verweerder in cassatie.
De Hoge Raad verwijst in zijn uitspraak naar de eerdere beschikkingen van de rechtbank Almelo en het gerechtshof, waaruit blijkt dat de omgangsregeling met dwangsomsanctie was ingesteld. De moeder had grieven ingediend tegen de beschikking van het hof, maar de Hoge Raad oordeelde dat de klachten die in het middel waren aangevoerd niet tot cassatie konden leiden. Dit oordeel werd onderbouwd met de overweging dat de klachten geen nadere motivering behoefden, aangezien zij niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
De Hoge Raad heeft het beroep van de moeder verworpen en de kosten van het geding in cassatie gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt. Deze uitspraak benadrukt het belang van de rechtszekerheid in familierechtelijke procedures en de rol van de Hoge Raad in het waarborgen van een uniforme rechtsontwikkeling.