ECLI:NL:HR:2011:BP3281

Hoge Raad

Datum uitspraak
1 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/04589
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgangsregeling met dwangsomsanctie in familierechtelijke context

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 1 april 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door de moeder tegen een beschikking van het gerechtshof te Arnhem. De moeder, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. H.L. van Lookeren Campagne, had beroep in cassatie ingesteld tegen de beschikking van het hof, waarin een omgangsregeling was vastgesteld met betrekking tot de kinderen van de partijen. De vader, die niet verschenen was, was verweerder in cassatie.

De Hoge Raad verwijst in zijn uitspraak naar de eerdere beschikkingen van de rechtbank Almelo en het gerechtshof, waaruit blijkt dat de omgangsregeling met dwangsomsanctie was ingesteld. De moeder had grieven ingediend tegen de beschikking van het hof, maar de Hoge Raad oordeelde dat de klachten die in het middel waren aangevoerd niet tot cassatie konden leiden. Dit oordeel werd onderbouwd met de overweging dat de klachten geen nadere motivering behoefden, aangezien zij niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

De Hoge Raad heeft het beroep van de moeder verworpen en de kosten van het geding in cassatie gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt. Deze uitspraak benadrukt het belang van de rechtszekerheid in familierechtelijke procedures en de rol van de Hoge Raad in het waarborgen van een uniforme rechtsontwikkeling.

Uitspraak

1 april 2011
Eerste Kamer
10/04589
RM/TT
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[De moeder],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr. H.L. van Lookeren Campagne,
t e g e n
[De vader],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de moeder en de vader.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de beschikkingen in de zaak 96088 / FA RK 08-1004 van de rechtbank Almelo van 21 april 2009, 7 juli 2009 en 16 december 2009;
b. de beschikking in de zaak 200.058.087 van het gerechtshof te Arnhem van 20 juli 2010.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof heeft de moeder beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De vader heeft geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
compenseert de kosten van het geding in cassatie aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A. Hammerstein, als voorzitter, F.B. Bakels en C.E. Drion, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 1 april 2011.