ECLI:NL:HR:2011:BP3276
Hoge Raad
- Cassatie
- A. Hammerstein
- F.B. Bakels
- C.E. Drion
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Huur bedrijfsruimte; beëindiging huurovereenkomst en ontruiming
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 april 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door Panara B.V. tegen een arrest van het gerechtshof te Amsterdam. De zaak betreft een vordering tot beëindiging van een huurovereenkomst voor bedrijfsruimte, waarbij de relevante artikelen van het Burgerlijk Wetboek, met name art. 7:295, 296 en 300, in het geding zijn. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen van de kantonrechter te Amsterdam en het arrest van het hof, dat op 16 februari 2010 werd gewezen. Panara B.V. had beroep in cassatie ingesteld tegen het arrest van het hof, dat de vordering tot beëindiging van de huurovereenkomst had bekrachtigd.
De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de in de middelen aangevoerde klachten niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelt dat de belangenafweging, zoals bedoeld in art. 7:296 lid 3 BW, correct is uitgevoerd door de lagere rechters. De Hoge Raad heeft de beëindigingsdatum van de huurovereenkomst en de ontruimingsdatum van het pand aan de [a-straat 1] te Amsterdam vastgesteld op 1 juli 2011. Daarnaast is Panara B.V. veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 385,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
De uitspraak van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken en bevestigt de eerdere beslissingen van de lagere rechters, waarbij de belangen van beide partijen zorgvuldig zijn afgewogen. De conclusie van de Advocaat-Generaal, die strekte tot verwerping van het beroep, is door de Hoge Raad overgenomen.