ECLI:NL:HR:2011:BP3276

Hoge Raad

Datum uitspraak
8 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/02860
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huur bedrijfsruimte; beëindiging huurovereenkomst en ontruiming

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 april 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door Panara B.V. tegen een arrest van het gerechtshof te Amsterdam. De zaak betreft een vordering tot beëindiging van een huurovereenkomst voor bedrijfsruimte, waarbij de relevante artikelen van het Burgerlijk Wetboek, met name art. 7:295, 296 en 300, in het geding zijn. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen van de kantonrechter te Amsterdam en het arrest van het hof, dat op 16 februari 2010 werd gewezen. Panara B.V. had beroep in cassatie ingesteld tegen het arrest van het hof, dat de vordering tot beëindiging van de huurovereenkomst had bekrachtigd.

De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de in de middelen aangevoerde klachten niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelt dat de belangenafweging, zoals bedoeld in art. 7:296 lid 3 BW, correct is uitgevoerd door de lagere rechters. De Hoge Raad heeft de beëindigingsdatum van de huurovereenkomst en de ontruimingsdatum van het pand aan de [a-straat 1] te Amsterdam vastgesteld op 1 juli 2011. Daarnaast is Panara B.V. veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 385,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.

De uitspraak van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken en bevestigt de eerdere beslissingen van de lagere rechters, waarbij de belangen van beide partijen zorgvuldig zijn afgewogen. De conclusie van de Advocaat-Generaal, die strekte tot verwerping van het beroep, is door de Hoge Raad overgenomen.

Uitspraak

8 april 2011
Eerste Kamer
10/02860
DV/TT
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
PANARA B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. R.Th.R.F. Carli,
t e g e n
[Verweerder],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. B.T.M. van der Wiel.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als Panara en [verweerder].
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak 907222 CV EXPL 07-33741 van de kantonrechter te Amsterdam van 23 januari 2008 en 29 oktober 2008;
b. het arrest in de zaak 200.018.459/01 van het gerechtshof te Amsterdam van 16 februari 2010.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft Panara beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[Verweerder] heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten en voor [verweerder] mede door mr. N. Eeken, advocaat te Amsterdam.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J.L.R.A. Huydecoper strekt tot verwerping van het beroep met bepaling van de beëindigings- en ontruimingsdatum zoals in de conclusie onder 34. voorgesteld.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
stelt de beëindigingsdatum van de huurovereenkomst en de ontruimingsdatum van het pand aan de [a-straat 1] te Amsterdam vast op 1 juli 2011;
veroordeelt Panara in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] begroot op € 385,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A. Hammerstein, als voorzitter, F.B. Bakels en C.E. Drion, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 8 april 2011.