ECLI:NL:HR:2011:BP3046

Hoge Raad

Datum uitspraak
8 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/04088
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verjaring van rechtsvordering tot vernietiging van rechtshandeling op grond van dwaling of bedrog

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 april 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de verjaring van een rechtsvordering tot vernietiging van een rechtshandeling op grond van dwaling of bedrog. De eiseres, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. P.J.L.J. Duijsens, had beroep in cassatie ingesteld tegen de arresten van het gerechtshof te Arnhem. De verweerster, vertegenwoordigd door mr. R.A.A. Duk, had geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen van de rechtbank Zutphen en arresten van het gerechtshof, die aan deze zaak ten grondslag liggen.

De Hoge Raad oordeelde dat de klachten die in de cassatie zijn aangevoerd, niet tot cassatie konden leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO), dat bepaalt dat de klachten geen nadere motivering behoeven, omdat zij niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en de eiseres veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 3.026,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.

De uitspraak van de Hoge Raad is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het duidelijkheid biedt over de verjaringstermijnen in het verbintenissenrecht, specifiek met betrekking tot de vernietiging van rechtshandelingen op grond van dwaling of bedrog. De zaak benadrukt ook het belang van een zorgvuldige onderbouwing van cassatieklachten, aangezien ondeugdelijke klachten niet tot cassatie kunnen leiden.

Uitspraak

8 april 2011
Eerste Kamer
09/04088
EE/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiseres],
wonende te [woonplaats],
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. P.J.L.J. Duijsens,
t e g e n
[Verweerster],
gevestigd te [vestigingsplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. R.A.A. Duk.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiseres] en [verweerster].
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak 45315/HA ZA 02-140 van de rechtbank Zutphen van 16 mei 2002, 19 maart 2003 en 28 juli 2004;
b. de arresten in de zaak 104.000.762 (rolnummer 2005/136) van het gerechtshof te Arnhem van 27 juni 2006 (tussenarrest) en 28 april 2009 (eindarrest).
De arresten van het hof zijn aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de arresten van het hof heeft [eiseres] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[Verweerster] heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor [eiseres] toegelicht door haar advocaat en voor [verweerster] door mr. M.J. Schenck en mr. B. Verheij, advocaten te Amsterdam.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.B. Rank-Berenschot strekt tot verwerping van het cassatieberoep met toepassing van art. 81 RO.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerster] begroot op € 3.026,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, J.C. van Oven en C.A. Streefkerk, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 8 april 2011.