ECLI:NL:HR:2011:BP3046
Hoge Raad
- Cassatie
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- J.C. van Oven
- C.A. Streefkerk
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Verjaring van rechtsvordering tot vernietiging van rechtshandeling op grond van dwaling of bedrog
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 april 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de verjaring van een rechtsvordering tot vernietiging van een rechtshandeling op grond van dwaling of bedrog. De eiseres, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. P.J.L.J. Duijsens, had beroep in cassatie ingesteld tegen de arresten van het gerechtshof te Arnhem. De verweerster, vertegenwoordigd door mr. R.A.A. Duk, had geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen van de rechtbank Zutphen en arresten van het gerechtshof, die aan deze zaak ten grondslag liggen.
De Hoge Raad oordeelde dat de klachten die in de cassatie zijn aangevoerd, niet tot cassatie konden leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO), dat bepaalt dat de klachten geen nadere motivering behoeven, omdat zij niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en de eiseres veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 3.026,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
De uitspraak van de Hoge Raad is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het duidelijkheid biedt over de verjaringstermijnen in het verbintenissenrecht, specifiek met betrekking tot de vernietiging van rechtshandelingen op grond van dwaling of bedrog. De zaak benadrukt ook het belang van een zorgvuldige onderbouwing van cassatieklachten, aangezien ondeugdelijke klachten niet tot cassatie kunnen leiden.