ECLI:NL:HR:2011:BP3044
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Onrechtmatige overheidsdaad en de rechten van vrouwelijke zelfstandigen bij zwangerschap en bevalling
In deze zaak, die voor de Hoge Raad is gebracht, gaat het om de vraag of de intrekking van een publiekrechtelijke regeling die vrouwelijke zelfstandigen aanspraak gaf op een uitkering bij zwangerschap en bevalling, onrechtmatig is. De eiseressen, onder leiding van de Stichting Proefprocessenfonds Clara Wichmann, stellen dat de Staat der Nederlanden in strijd handelt met artikel 11 lid 2, onder b, van het Vrouwenverdrag en met de artikelen 4 en 8 van de Zelfstandigenrichtlijn. De Hoge Raad oordeelt dat het hof terecht heeft vastgesteld dat de bepaling in het Vrouwenverdrag geen rechtstreekse werking heeft, omdat de in de bepaling genoemde maatregelen onvoldoende nauwkeurig zijn omschreven. De Hoge Raad bevestigt dat de Zelfstandigenrichtlijn geen verplichting bevat voor de Staat om een uitkering voor vrouwelijke zelfstandigen bij zwangerschap en moederschap in te voeren. De rechtbank en het hof hebben de vorderingen van de eiseressen afgewezen, en de Hoge Raad verwerpt het beroep. De eiseressen worden in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld.