ECLI:NL:HR:2011:BP3042

Hoge Raad

Datum uitspraak
22 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/00225
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • A. Hammerstein
  • W.D.H. Asser
  • C.E. Drion
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over de totstandkoming van een overeenkomst van geldlening

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 april 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de totstandkoming van een overeenkomst van geldlening. De eiseres, vertegenwoordigd door advocaat mr. P. Garretsen, had beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof te 's-Gravenhage. Dit arrest volgde op eerdere vonnissen van de kantonrechter in een geschil dat begon met een zaak in 2006. De eiseres betwistte de totstandkoming van de overeenkomst van geldlening, maar het hof had haar beroep verworpen. De verweerster, vertegenwoordigd door advocaat mr. R.C. van Keulen, concludeerde tot verwerping van het cassatieberoep.

De Hoge Raad heeft de conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda overgenomen, die stelde dat de klachten van de eiseres niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad oordeelde dat de aangevoerde klachten geen nadere motivering behoefden, omdat ze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Dit betekent dat de Hoge Raad de eerdere uitspraken van de lagere rechters heeft bevestigd.

In de beslissing heeft de Hoge Raad de eiseres veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op een totaal van € 3.456,34, bestaande uit verschotten en salaris voor de advocaat. De uitspraak van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken door raadsheer A. Hammerstein, die ook als voorzitter fungeerde in deze zaak.

Uitspraak

22 april 2011
Eerste Kamer
10/00225
DV/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiseres],
wonende te [woonplaats],
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. P. Garretsen,
t e g e n
[Verweerster],
wonende te [woonplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. R.C. van Keulen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiseres] en [verweerster].
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak 272315/HA ZA 06-2975 van de kantonrechter te 's-Gravenhage van 1 november 2006 en 30 mei 2007;
b. het arrest in de zaak 105.006.888/01 van het gerechtshof te 's-Gravenhage van 4 augustus 2009.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiseres] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[Verweerster] heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda strekt tot verwerping van het cassatieberoep met toepassing van art. 81 RO.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerster] begroot op € 1.256,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A. Hammerstein, als voorzitter, W.D.H. Asser en C.E. Drion, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A. Hammerstein op 22 april 2011.