ECLI:NL:HR:2011:BP2747
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- J. de Hullu
- W.F. Groos
- Rechtspraak.nl
Uitlevering van een opgeëiste persoon door Nederland aan Rusland
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 februari 2011 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie tegen een beslissing van de Rechtbank te Amsterdam van 2 november 2010. De Rechtbank had de uitlevering van de opgeëiste persoon, geboren in 1982 en ten tijde van de aanzegging gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting 'Utrecht, locatie Nieuwersluis', toelaatbaar verklaard op verzoek van de Republiek Rusland. De opgeëiste persoon heeft beroep in cassatie ingesteld, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. J.F. van der Brugge. De Advocaat-Generaal Knigge heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar alleen voor zover deze niet voldoende beschrijft voor welk feit de uitlevering toelaatbaar is verklaard. De Hoge Raad heeft de uitlevering toelaatbaar verklaard voor het feit zoals omschreven in de bijlage van de bestreden uitspraak, en het beroep voor het overige verworpen. De Hoge Raad oordeelde dat de middelen van de opgeëiste persoon niet tot cassatie konden leiden, en dat er geen verdere motivering nodig was, aangezien de middelen geen rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of rechtsontwikkeling aan de orde stelden. Het arrest is gewezen door vice-president A.J.A. van Dorst, samen met de raadsheren J. de Hullu en W.F. Groos, en is uitgesproken in aanwezigheid van waarnemend griffier E. Schnetz.