ECLI:NL:HR:2011:BP2747

Hoge Raad

Datum uitspraak
22 februari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/05041 U
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitlevering van een opgeëiste persoon door Nederland aan Rusland

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 februari 2011 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie tegen een beslissing van de Rechtbank te Amsterdam van 2 november 2010. De Rechtbank had de uitlevering van de opgeëiste persoon, geboren in 1982 en ten tijde van de aanzegging gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting 'Utrecht, locatie Nieuwersluis', toelaatbaar verklaard op verzoek van de Republiek Rusland. De opgeëiste persoon heeft beroep in cassatie ingesteld, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. J.F. van der Brugge. De Advocaat-Generaal Knigge heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar alleen voor zover deze niet voldoende beschrijft voor welk feit de uitlevering toelaatbaar is verklaard. De Hoge Raad heeft de uitlevering toelaatbaar verklaard voor het feit zoals omschreven in de bijlage van de bestreden uitspraak, en het beroep voor het overige verworpen. De Hoge Raad oordeelde dat de middelen van de opgeëiste persoon niet tot cassatie konden leiden, en dat er geen verdere motivering nodig was, aangezien de middelen geen rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of rechtsontwikkeling aan de orde stelden. Het arrest is gewezen door vice-president A.J.A. van Dorst, samen met de raadsheren J. de Hullu en W.F. Groos, en is uitgesproken in aanwezigheid van waarnemend griffier E. Schnetz.

Uitspraak

22 februari 2011
Strafkamer
nr. 10/05041 U
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een uitspraak van de Rechtbank te Amsterdam van 2 november 2010, nummer RK 10/4424, op een verzoek van de Republiek Rusland tot uitlevering van:
[De opgeëiste persoon], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1982, ten tijde van de betekening van de aanzegging gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting "Utrecht, locatie Nieuwersluis" te Nieuwersluis.
1. De bestreden uitspraak
1.1. De Rechtbank heeft de uitlevering van de opgeëiste persoon toelaatbaar verklaard ter fine van strafvervolging ter zake van - naar de Hoge Raad begrijpt - het feit zoals dat is omschreven in het tussen [ ] geplaatste deel van "The decision about attraction as the accused" van 16 september 2009 die als bijlage is gehecht aan de bestreden uitspraak, welk feit naar Nederlands recht strafbaar is gesteld bij de art. 2 en 10 Opiumwet.
1.2. De raadsman heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.
2. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de opgeëiste persoon. Namens deze heeft mr. J.F. van der Brugge, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Knigge heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, doch uitsluitend voor zover deze niet een genoegzame beschrijving bevat van het feit waarvoor de uitlevering toelaatbaar is verklaard, dat de Hoge Raad de uitlevering toelaatbaar zal verklaren voor het feit zoals omschreven in de tussen haken geplaatste delen van de aan de bestreden uitspraak gehechte bijlage, en dat de Hoge Raad het beroep voor het overige zal verwerpen.
3. Beoordeling van de middelen
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en W.F. Groos, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 22 februari 2011.