3.1 In cassatie kan in deze (verstek)zaak, waar nodig veronderstellenderwijs, van het volgende worden uitgegaan.
(i) In 1999 huurde [eiser] van zijn vader, [betrokkene 1], de woning aan de [a-straat 1] te [plaats]. In februari 1999 sloot [betrokkene 1] met Diplomat Kunststof Kozijnen BV (hierna: Diplomat) twee overeenkomsten voor de levering en plaatsing van kunststofkozijnen in de woning aan de [a-straat 1] en een andere hem in eigendom toebehorende woning. Aan deze overeenkomsten was een "Geld terug actie" gekoppeld, die gemaximeerd was tot een bepaald bedrag per deelnemer.
(ii) Om maximaal profijt te trekken van deze actie heeft [betrokkene 1] de overeenkomst met betrekking tot de [a-straat 1] op naam van zijn zoon gesteld en heeft hij - in het bijzijn van een medewerker van Diplomat - zelf een handtekening, als ware die van zijn zoon, onder deze overeenkomst gezet. [Eiser] had daarvan geen wetenschap en had daarvoor ook geen toestemming verleend.
(iii) In mei en juni 1999 heeft Diplomat facturen gezonden en betaling gevraagd van geldsommen die verschuldigd waren op grond van de met Diplomat gesloten overeenkomsten, ter uitvoering waarvan Diplomat medio juni 1999 de kozijnen heeft geleverd en aangebracht.
[Betrokkene 1] had zich hoofdelijk verbonden voor de nakoming van de overeenkomst die op naam van zijn zoon was gesteld en onderhield de contacten met Diplomat.
(iv) Op 7 juli 1999 overkwam [eiser], toen 22 jaar oud, een ernstig verkeersongeval. Hierdoor heeft hij enkele weken in coma gelegen. Van november/december 1999 tot april/mei 2000 heeft hij in een revalidatiecentrum in Rotterdam en vervolgens in een ziekenhuis te Goes gerevalideerd. [Eiser] is volledig arbeidsongeschikt geraakt en ontvangt een WIA-uitkering.
(v) Diplomat heeft, eerst in kort geding en vervolgens in een bodemprocedure, de hoofdelijke nakoming van de overeenkomsten door [betrokkene 1] en [eiser] gevorderd. Geen van de inleidende dagvaardingen is in persoon aan
[eiser] betekend, die ten tijde van het aanhangig maken en het voeren van deze procedures (inclusief het in kracht van gewijsde gaan van de desbetreffende vonnissen) in coma lag, respectievelijk in het ziekenhuis met een laag omgevingsbewustzijn aan het revalideren was.
(vi) [Betrokkene 1] heeft - zonder medeweten of toestemming van [eiser] - mr. Moree als advocaat ingeschakeld om namens zichzelf en [eiser] verweer te voeren in beide procedures. Daarbij is door mr. Moree geen beroep gedaan op het feit dat [eiser] geen partij was bij de overeenkomst omdat [betrokkene 1] dit niet aan mr. Moree had meegedeeld. Diplomat heeft in beide procedures geen melding gemaakt van het feit dat [betrokkene 1] voor zijn zoon een handtekening onder de overeenkomst had gezet. De rechtbank heeft daarop zowel in het kort geding (op 27 augustus 1999) als in de bodemprocedure (op 5 juli 2000) [eiser] - hoofdelijk met [betrokkene 1] - veroordeeld tot nakoming van de overeenkomst met betrekking tot de [a-straat 1] en aldus tot betaling van ƒ 72.514,--, vermeerderd met rente en kosten.
(vii) Op 13 juni 2001 is Diplomat failliet verklaard.
(viii) Op 3 maart 2005 is het vonnis in de bodemprocedure aan [eiser] betekend. Vervolgens is beslag gelegd op zijn woning en zijn WIA-uitkering. [Eiser] heeft (eerst rechtstreeks, vervolgens via zijn gemachtigde) contact gezocht met de curator en de rechter-commissaris en hen - tevergeefs - verzocht af te zien van verdere executie, betogende dat de vordering van Diplomat ten onrechte tegen hem was toegewezen.
(ix) Op 25 mei 2005 is [betrokkene 1] failliet verklaard.
(x) [Eiser] is in 2007 een procedure gestart tegen mr. Moree omdat deze hem in rechte onbevoegd zou hebben vertegenwoordigd. In die procedure heeft mr. Moree een op 27 augustus 2007 gedateerde verklaring van [betrokkene 1] overgelegd waarin deze stelde dat [eiser] ermee had ingestemd dat de overeenkomst van 27 februari 1999 op naam van [eiser] zou worden gesteld en dat [eiser] wel degelijk zelf zijn handtekening onder het contract had gezet. De rechtbank heeft de vordering van [eiser] tegen mr. Moree afgewezen omdat, aldus de rechtbank, hij [betrokkene 1] als de zaakwaarnemer van [eiser] mocht beschouwen.
(xi) Op 7 maart 2009 heeft [betrokkene 1] een nieuwe schriftelijke verklaring afgegeven waarin hij stelt dat - in tegenstelling tot zijn eerdere uitlatingen - de overeenkomst met Diplomat, op voorstel van en in overleg met Diplomat en zonder medeweten van [eiser], op naam van [eiser] is gesteld en dat hij diens handtekening onder het contract op 27 februari 1999 ter plekke had gefingeerd. [Eiser] heeft een kopie van deze verklaring aan de curator gestuurd met het verzoek de vordering tegen [eiser] in te trekken. De curator heeft dit verzoek niet gehonoreerd.