ECLI:NL:HR:2011:BP2320
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie over afwikkeling huwelijksgoederengemeenschap en vordering tot nadere verdeling
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van de man tegen een arrest van het gerechtshof te 's-Gravenhage, dat betrekking heeft op de afwikkeling van de huwelijksgoederengemeenschap. De man, eiser tot cassatie, heeft beroep ingesteld tegen het arrest van het hof, waarin de vordering tot nadere verdeling op de voet van artikel 3:179 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek aan de orde is. De vrouw, verweerder in cassatie, is niet verschenen in deze procedure. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen van de rechtbank Rotterdam en het arrest van het hof, die relevant zijn voor de beoordeling van de zaak. De advocaat-generaal E.M. Wesseling-van Gent heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep, waarop de advocaat van de man heeft gereageerd. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en de kosten van het geding in cassatie gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten in het middel niet tot cassatie kunnen leiden en dat nadere motivering niet nodig is, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.