ECLI:NL:HR:2011:BP2311

Hoge Raad

Datum uitspraak
1 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/04168
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindigingsovereenkomst tussen werkgever en werknemer in het kader van reorganisatie en instemming werknemer

In deze zaak gaat het om de beëindigingsovereenkomst tussen een werkgever en werknemer in het kader van een reorganisatie. De werknemer, aangeduid als [eiser], heeft cassatie ingesteld tegen een eerdere uitspraak van het gerechtshof. De Hoge Raad verwijst naar de relevante feiten en eerdere vonnissen, waaronder die van de kantonrechter en het gerechtshof te Amsterdam. De kern van de zaak draait om de vraag of er sprake was van duidelijke en ondubbelzinnige instemming van de werknemer met de beëindigingsovereenkomst, zoals vereist door de artikelen 3:33 en 35 van het Burgerlijk Wetboek, en de artikelen 6:217 en 227 van het Burgerlijk Wetboek. De Advocaat-Generaal M.H. Wissink heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep, wat de Hoge Raad uiteindelijk ook heeft gedaan. De Hoge Raad heeft de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van de werkgever, ABN AMRO, begroot op € 384,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. De uitspraak is gedaan op 1 april 2011 en is openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann.

Uitspraak

1 april 2011
Eerste kamer
09/04168
DV/IF
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. J.C. Meijroos,
t e g e n
ABN AMRO BANK N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaten: aanvankelijk mr. E. Grabandt, thans mr. J.P. Heering en mr. I.E. Reimert.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en ABN AMRO.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak CV 04-8873 van de kantonrechter te Amsterdam van 4 mei 2004, 1 februari 2005 en 29 juni 2005;
b. het arrest in de zaak met het rolnummer 927/05 van het gerechtshof te Amsterdam van 12 januari 2006.
c. het arrest in de zaak met de rolnummers 927/05 en 1715/05 van het gerechtshof te Amsterdam van 15 februari 2007.
d. het vonnis in de zaak CV 07-17993 van de kantonrechter te Amsterdam van 22 augustus 2007;
e. het arrest in de zaak 200.000.222/01 van het gerechtshof te Amsterdam van 7 juli 2009.
Het arrest van het hof van 7 juli 2009 is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
ABN AMRO heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor [eiser] toegelicht door zijn advocaat en voor ABN AMRO door mr. J.P. Heering en mr. I.E. Reimert, beiden advocaat bij de Hoge Raad.
De conclusie van de Advocaat-Generaal M.H. Wissink strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van [eiser] heeft bij brief van 3 februari 2011 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van ABN AMRO begroot op € 384,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorziter, W.A.M. van Schendel en C.A. Streefkerk, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 1 april 2011.