ECLI:NL:HR:2011:BP2215
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- J. de Hullu
- C.H.W.M. Sterk
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van een arrest inzake bedreiging met zware mishandeling
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 maart 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte was beschuldigd van bedreiging met zware mishandeling, waarbij hij op 18 november 2005 in Middenbeemster dreigende woorden had geuit richting [slachtoffer] en diens gezin. De Hoge Raad stelt dat voor een veroordeling ter zake van bedreiging met zware mishandeling vereist is dat de bedreiging van dien aard is dat bij de bedreigde de redelijke vrees kon ontstaan voor zwaar lichamelijk letsel. Het Hof had geoordeeld dat de uitlatingen van de verdachte als bedreiging met zware mishandeling konden worden gekwalificeerd, maar de Hoge Raad oordeelt dat dit oordeel niet zonder meer begrijpelijk is en niet naar de eisen van de wet met redenen is omkleed.
De Hoge Raad vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van het onder 1 tenlastegelegde feit en de strafoplegging. De zaak wordt terugverwezen naar het Gerechtshof te Amsterdam, zodat deze opnieuw kan worden berecht en afgedaan. De Hoge Raad verwerpt het beroep voor het overige. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige motivering bij de beoordeling van bedreiging met zware mishandeling, en dat de omstandigheden waaronder de bedreiging is gedaan van groot belang zijn voor de beoordeling of er sprake is van een strafbaar feit.
De uitspraak is gedaan door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en C.H.W.M. Sterk, in aanwezigheid van de waarnemend griffier E. Schnetz.