ECLI:NL:HR:2011:BP1978
Hoge Raad
- Herziening
- A.J.A. van Dorst
- J.W. Ilsink
- J. de Hullu
- Rechtspraak.nl
Herziening van een arrest van het Gerechtshof te Arnhem inzake aangifte van een niet gepleegd strafbaar feit
Op 25 januari 2011 heeft de Hoge Raad der Nederlanden uitspraak gedaan in de zaak met nummer 10/04668 H, waarin een aanvrage tot herziening werd behandeld. De aanvrager, geboren in 1971 en wonende te [woonplaats], had de herziening aangevraagd van een arrest van het Gerechtshof te Arnhem, dat op 1 juni 2006 een eerdere veroordeling had vernietigd. De aanvrager was door het Hof veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van een maand en een werkstraf van zestig uur, omdat hij had aangifte gedaan van een strafbaar feit waarvan hij wist dat het niet gepleegd was.
De Hoge Raad beoordeelde de aanvrage tot herziening aan de hand van de relevante artikelen uit het Wetboek van Strafvordering, met name artikel 457 en 459. De Hoge Raad stelde vast dat de aanvrage niet voldeed aan de vereisten die in deze artikelen zijn gesteld. Er waren geen nieuwe feiten of omstandigheden aangedragen die niet eerder bekend waren en die een vrijspraak of ontslag van rechtsvervolging konden rechtvaardigen. De aanvrager had geen bewijsstukken overgelegd die de grondslag voor de herziening konden onderbouwen.
Uiteindelijk verklaarde de Hoge Raad de aanvrage tot herziening niet-ontvankelijk, wat betekent dat de aanvrager niet in zijn verzoek werd ontvangen. Dit arrest werd uitgesproken door vice-president A.J.A. van Dorst, samen met de raadsheren J.W. Ilsink en J. de Hullu, in aanwezigheid van waarnemend griffier E. Schnetz.