ECLI:NL:HR:2011:BP1766
Hoge Raad
- Cassatie
- D.H. Beukenhorst
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- A. Hammerstein
- W.A.M. van Schendel
- C.A. Streefkerk
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Verlof tot tenuitvoerlegging in Nederland van buitenlandse uitspraak onder EEX-Verordening
In deze zaak gaat het om een verzoek tot verlof tot tenuitvoerlegging in Nederland van een uitspraak van het Landgericht Berlin, gedaan op 27 mei 2008. De verzoekers, wonende te [woonplaats], hebben beroep in cassatie ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank 's-Gravenhage van 28 januari 2010, waarin hun verzoek tot weigering van het verlof werd afgewezen. De Hoge Raad oordeelt dat de rechtbank de schending van de EEX-Verordening door de Duitse rechter zelfstandig had moeten beoordelen, ongeacht de proceshouding van de verzoekers in Duitsland. De Hoge Raad benadrukt dat de toepassing van nationaal procesrecht geen afbreuk mag doen aan het nuttig effect van de EEX-Verordening. De vordering van de verzoekers tot medewerking aan de verdeling van onroerende zaken wordt niet als een zakelijk recht aangemerkt, maar als een persoonlijk recht, wat betekent dat de Duitse rechter niet bevoegd was. De Hoge Raad verwerpt het beroep en bevestigt de kostenveroordeling van de verzoekers in de kosten van het geding in cassatie, die zijn vastgesteld op € 359,38 aan verschotten en € 1.800,-- voor salaris.