ECLI:NL:HR:2011:BP1498

Hoge Raad

Datum uitspraak
21 januari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/02506
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen eindvonnis kantonrechter wegens schending van het beginsel hoor en wederhoor

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 januari 2011 uitspraak gedaan in een cassatieberoep tegen een eindvonnis van de kantonrechter te Amsterdam. De eiseres, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. J. Groen, heeft cassatie ingesteld tegen het eindvonnis van 13 maart 2009, waarin de kantonrechter in strijd met het beginsel van hoor en wederhoor heeft geoordeeld. De kantonrechter had een comparitie van partijen gelast, maar eiseres was niet op de hoogte gesteld van deze comparitie, waardoor zij niet in de gelegenheid was gesteld om te reageren op de stellingen van de wederpartij, BER B.V., die niet verschenen was in de cassatieprocedure.

De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de gemachtigde van eiseres, bij faxbericht, zijn verhinderdata had doorgegeven, maar desondanks niet op de hoogte was gesteld van de comparitie. Dit heeft geleid tot een schending van het fundamentele beginsel van hoor en wederhoor, wat de Hoge Raad als onrechtmatig heeft beoordeeld. De Hoge Raad heeft het eindvonnis van de kantonrechter vernietigd en de zaak verwezen naar het gerechtshof te Amsterdam voor verdere behandeling.

Daarnaast heeft de Hoge Raad BER B.V. veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 3.080,16, waarvan een deel aan de griffier moet worden betaald. De uitspraak benadrukt het belang van het waarborgen van procesrechten en de noodzaak om partijen in een procedure adequaat te informeren over belangrijke zittingen.

Uitspraak

21 januari 2011
Eerste Kamer
09/02506
EE
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiseres],
wonende te [woonplaats],
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. J. Groen,
t e g e n
BER B.V.,
gevestigd te Emmen,
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiseres] en BER.
1. Het geding in feitelijke instantie
Voor het verloop van het geding in feitelijke instantie verwijst de Hoge Raad naar de navolgende vonnissen in de zaak 914235 CV EXPL 07-37246 van de kantonrechter te Amsterdam van 25 januari 2008 (tussenvonnis), 22 augustus 2008 (tussenvonnis) en 13 maart 2009 (eindvonnis).
Het eindvonnis van de kantonrechter is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het eindvonnis heeft [eiseres] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen BER is verstek verleend.
De zaak is voor [eiseres] toegelicht door haar advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
3.1 In de door BER tegen [eiseres] aangespannen procedure heeft de kantonrechter, na conclusiewisseling, bij tussenvonnis van 22 augustus 2008 een comparitie van partijen gelast, in het bijzonder teneinde alsdan in te gaan op hetgeen partijen over en weer hebben gesteld met betrekking tot de, door BER gestelde en door [eiseres] betwiste, totstandkoming van de overeenkomst waarop de vordering stoelt. In dit vonnis is de zaak verwezen naar de rolzitting van 5 september 2008 voor het bepalen van het tijdstip waarop partijen dienen te verschijnen. Blijkens het eindvonnis van 13 maart 2009 heeft de comparitie op 10 februari 2009 plaatsgevonden, waarbij namens BER haar gemachtigde is verschenen en [eiseres] noch haar gemachtigde zijn verschenen. Een proces-verbaal van deze gehouden comparitie bevindt zich niet bij de stukken die in cassatie zijn overgelegd.
3.2 In cassatie heeft [eiseres] gesteld dat de kantonrechter het beginsel van hoor en wederhoor heeft geschonden. Zij heeft daartoe in onderdeel A van het middel en de toelichting daarop het volgende aangevoerd.
De gemachtigde van [eiseres] heeft bij (fax)brief van 23 december 2008 zijn verhinderdata opgegeven tot en met eind maart 2009. Toen de gemachtigde op 6 maart 2009 nog niet had gehoord wanneer de comparitie zou plaatsvinden, heeft hij telefonisch contact opgenomen met het kantongerecht. Hij heeft toen te horen gekregen dat de comparitie inmiddels had plaatsgevonden en de zaak voor vonnis stond. Bij (fax)brief van 6 maart 2009 van de gemachtigde aan het kantongerecht heeft deze aan de kantonrechter laten weten dat een oproep voor de comparitie of een mededeling dat de zaak voor vonnis staat hem niet heeft bereikt, dat hij verzoekt om hem het proces-verbaal van de comparitie te doen toekomen en dat hij in de gelegenheid wenst te worden gesteld daarop zonodig te reageren. De gemachtigde heeft het verzochte proces-verbaal niet ontvangen en niet de gelegenheid gehad te reageren op hetgeen zijdens BER ter comparitie naar voren zou zijn gebracht.
3.3 Op verzoek van de Hoge Raad heeft [eiseres] alsnog fotokopieën van de hiervoor in 3.2 bedoelde faxberichten doen overleggen. Daaruit blijkt de door [eiseres] gestelde inhoud, alsmede de verzending aan en de ontvangst door het kantongerecht van die faxberichten. In dit licht kan ervan worden uitgegaan dat de stellingen van [eiseres] juist zijn. Daaruit volgt dat het beginsel van hoor en wederhoor niet in acht genomen is. Het eindvonnis van de kantonrechter is dan ook in strijd met fundamentele beginselen van procesrecht tot stand gekomen. Het vonnis kan dus niet in stand blijven. Onderdeel A slaagt.
3.4 Onderdeel B van het middel behoeft geen behandeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt het vonnis van de rechtbank Amsterdam, sector Kanton, Locatie Amsterdam, van 13 maart 2009;
verwijst het geding naar het gerechtshof te Amsterdam ter verdere behandeling en beslissing;
veroordeelt BER in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [eiseres] begroot op € 3.080,16 in totaal, waarvan € 3.001,91 op de voet van art. 243 Rv. te betalen aan de Griffier, en € 78,25 aan [eiseres].
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, W.A.M. van Schendel en C.A. Streefkerk, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 21 januari 2011.