ECLI:NL:HR:2011:BP1474
Hoge Raad
- Cassatie
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- J.C. van Oven
- C.A. Streefkerk
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Devolutieve werking van hoger beroep en de grenzen van de rechtsstrijd in incidenteel hoger beroep
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 1 april 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die volgde op een arbeidsgeschil tussen [eiser] en [verweerder]. De kern van het geschil betrof de vraag of [verweerder] recht had op betaling van loon voor overwerk en een vergoeding voor niet genoten vakantiedagen. De kantonrechter had in eerste aanleg de vordering van [verweerder] tot betaling van loon voor overwerk afgewezen, maar had wel een bedrag voor niet genoten vakantiedagen toegewezen. Het gerechtshof had in hoger beroep de beslissing van de kantonrechter bevestigd, maar [eiser] ging in cassatie tegen deze beslissing.
De Hoge Raad oordeelde dat het hof buiten de grenzen van de rechtsstrijd was getreden door de vordering van [verweerder] tot vergoeding van vakantiedagen die tijdens overwerk waren opgebouwd, te beoordelen. De Hoge Raad stelde vast dat de grief van [eiser] enkel betrekking had op de toewijsbaarheid van de vordering tot vergoeding van vakantiedagen die tijdens gewone werktijd waren opgebouwd. Dit betekende dat de beoordeling van de vordering tot vergoeding van vakantiedagen die tijdens overwerk waren opgebouwd, niet aan de orde kon komen in het incidentele hoger beroep.
De Hoge Raad vernietigde het arrest van het hof en het vonnis van de kantonrechter voor zover het de veroordeling van [eiser] tot betaling aan [verweerder] betrof. Tevens werd [verweerder] veroordeeld tot terugbetaling van hetgeen hij ter uitvoering van het vonnis had ontvangen. De kosten van het geding in het incidentele hoger beroep werden aan [verweerder] opgelegd, terwijl de kosten in cassatie werden gecompenseerd. Dit arrest benadrukt de noodzaak voor partijen om de grenzen van de rechtsstrijd in hoger beroep duidelijk te definiëren en de gevolgen van de devolutieve werking van hoger beroep.