ECLI:NL:HR:2011:BP1377
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- B.C. de Savornin Lohman
- C.H.W.M. Sterk
- Rechtspraak.nl
Strafmotivering en ad informandum feiten in cassatie
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 29 maart 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De verdachte was veroordeeld tot een gevangenisstraf van 45 maanden voor het kopen van goederen met de intentie om deze niet volledig te betalen. De Hoge Raad oordeelde dat de strafoplegging door het Hof ontoereikend was gemotiveerd, met name omdat het Hof niet duidelijk had gemaakt of het de ad informandum feiten had meegenomen in de strafbepaling. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak, maar alleen wat betreft de strafoplegging, en verwees de zaak terug naar het Gerechtshof voor herbehandeling.
De zaak betreft een verdachte die in de periode van 29 september 2007 tot en met 20 februari 2008 op verschillende locaties goederen had gekocht met de bedoeling deze niet volledig te betalen. De verdachte had eerder al een gevangenisstraf van 36 maanden opgelegd gekregen door de Rechtbank, maar het Hof had deze straf verhoogd naar 45 maanden. De Advocaat-Generaal had geconcludeerd tot verwerping van het beroep, maar de Hoge Raad oordeelde dat de motivering van de straf niet voldeed aan de eisen van de wet.
De Hoge Raad benadrukte dat bij de strafoplegging rekening moet worden gehouden met de aard en ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, en de persoon van de verdachte. De Hoge Raad concludeerde dat het Hof niet voldoende had gemotiveerd waarom de ad informandum feiten niet waren meegenomen in de strafbepaling, wat leidde tot de vernietiging van de uitspraak op dat punt.