ECLI:NL:HR:2011:BP1155
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- B.C. de Savornin Lohman
- M.A. Loth
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam inzake ongewenstverklaring van een vreemdeling
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 maart 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De zaak betreft een vreemdeling die op 11 januari 2008 in Amsterdam verbleef, terwijl hij wist dat hij op grond van de Vreemdelingenwet 2000 als ongewenst vreemdeling was verklaard. De verdachte had eerder vrijspraak bepleit, wat leidde tot de vraag of het Hof voldoende bewijs had geleverd voor de bewezenverklaring. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof niet had mogen volstaan met een opgave van bewijsmiddelen, aangezien de raadsvrouwe vrijspraak had bepleit. Dit leidde tot de conclusie dat de bewezenverklaring ontoereikend was gemotiveerd. De Hoge Raad vernietigde daarom de bestreden uitspraak en wees de zaak terug naar het Gerechtshof te Amsterdam voor herbehandeling.
De zaak is ingeleid door de verdachte, vertegenwoordigd door mr. B.P. de Boer, die een middel van cassatie heeft voorgesteld. De Advocaat-Generaal Silvis had geconcludeerd tot vernietiging van het arrest en terugwijzing naar het Hof. De Hoge Raad heeft in zijn overwegingen het belang van een deugdelijke motivering van de bewezenverklaring benadrukt, vooral in gevallen waar vrijspraak is bepleit. De uitspraak van de Hoge Raad is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het de eisen aan de motivering van bewezenverklaringen in strafzaken verduidelijkt.