ECLI:NL:HR:2011:BP1143
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- H.A.G. Splinter-van Kan
- W.F. Groos
- Rechtspraak.nl
Bewijsvoering en motivering van bewezenverklaring in strafzaken
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 29 maart 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De verdachte was beschuldigd van het rijden zonder geldig rijbewijs op 27 april 2007. Het Hof had vastgesteld dat de verdachte als bestuurder van een motorrijtuig had gereden zonder dat aan hem een rijbewijs was afgegeven voor de categorie waartoe het voertuig behoorde. De verdediging stelde dat de motivering van de bewezenverklaring niet voldeed aan de wettelijke eisen, met name dat de bewijsvoering uitsluitend mocht steunen op geschriften indien deze onderlinge samenhang vertoonden. De Hoge Raad oordeelde echter dat deze opvatting onjuist was. De bewijsvoering was gebaseerd op verschillende proces-verbalen van de politie, waarin werd vastgesteld dat de verdachte geen geldig rijbewijs had. De Hoge Raad verwierp het beroep en bevestigde de bewezenverklaring van het Hof, waarbij werd benadrukt dat de motivering van de bewezenverklaring aan de wettelijke eisen voldeed. De uitspraak heeft implicaties voor de wijze waarop bewijs in strafzaken kan worden geleverd, met name in relatie tot de interpretatie van artikel 344 van het Wetboek van Strafvordering.