ECLI:NL:HR:2011:BP1075
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie over schadevergoeding wegens onrechtmatige beslaglegging
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 4 maart 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure over een vordering tot schadevergoeding uit hoofde van onrechtmatige beslaglegging. De eiser, vertegenwoordigd door mr. P. Garretsen, had beroep in cassatie ingesteld tegen het eindarrest van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch, dat op 24 maart 2009 was gewezen. De eiser stelde dat de gestelde feiten een rechtstreeks gevolg waren van de beslaglegging, maar de Hoge Raad oordeelde dat de aangevoerde klachten niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad verwees naar de eerdere vonnissen en arresten in de zaak, waaronder het vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 9 juni 2004 en het tussenarrest van het hof van 9 januari 2007.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J.L.R.A. Huydecoper strekte tot verwerping van het beroep, en de advocaat van de eiser heeft hierop gereageerd. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen en de eiser veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de verweerder, Sligro B.V., zijn begroot op € 6.245,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten in de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling, en dat verdere motivering niet nodig was.
Deze uitspraak benadrukt het belang van de rechtszekerheid en de noodzaak voor duidelijke en onderbouwde klachten in cassatieprocedures. De beslissing van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken, wat bijdraagt aan de transparantie van het rechtssysteem.