ECLI:NL:HR:2011:BP0761
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- B.C. de Savornin Lohman
- W.M.E. Thomassen
- Rechtspraak.nl
Profijtontneming en de rechtskracht van proces-verbaal in cassatie
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 27 september 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure met zaaknummer 09/00294 P, waarbij het beroep was ingesteld tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 9 december 2008. De zaak betreft de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van de betrokkene, die betrokken was bij een criminele organisatie die zich bezighield met het stelen van poststukken en andere waardepapieren. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat het Hof de kasstortingen op de rekening van de betrokkene voldoende nauwkeurig heeft aangegeven als wettige bewijsmiddelen voor de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel. De Hoge Raad heeft echter ook geconstateerd dat het proces-verbaal van de terechtzitting van 25 oktober 2005 niet was ondertekend, wat leidde tot de conclusie dat dit verzuim niet meer kon worden hersteld en dat het proces-verbaal daarom rechtskracht mist. Ondanks dit verzuim heeft de Hoge Raad geoordeeld dat de betrokkene geen rechtens te respecteren belang heeft bij vernietiging van de uitspraak, omdat de inhoudelijke behandeling van de zaak na de terechtzitting van 25 oktober 2005 heeft plaatsgevonden en de verdediging instemde met het voortzetten van het onderzoek. De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak vernietigd, maar uitsluitend wat betreft de hoogte van het opgelegde bedrag ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel, en het te betalen bedrag verlaagd naar € 30.362,-. De uitspraak benadrukt de noodzaak van zorgvuldige vaststelling en ondertekening van proces-verbaal in strafzaken, evenals de toepassing van de redelijke termijn in cassatieprocedures.