ECLI:NL:HR:2011:BP0578

Hoge Raad

Datum uitspraak
11 februari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/00374
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroepsaansprakelijkheid van een accountant en de maatstaf voor schadevergoeding

In deze zaak, die voor de Hoge Raad is gebracht, betreft het een beroep in cassatie van de eiseres, B.V. HOTEL-RESTAURANT DE BEER, tegen de arresten van het gerechtshof te Amsterdam. De zaak draait om de beroepsaansprakelijkheid van een accountant, waarbij de maatstaf voor schadevergoeding volgens artikel 7:401 van het Burgerlijk Wetboek aan de orde is. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen van de rechtbank Amsterdam en arresten van het gerechtshof, die in deze procedure zijn betrokken. De Hoge Raad heeft de zaak op 11 februari 2011 behandeld en de conclusie van de Advocaat-Generaal, J. Spier, strekt tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten die in het middel zijn aangevoerd niet tot cassatie kunnen leiden, en dat een nadere motivering niet nodig is, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad verwerpt het beroep en veroordeelt de eiseres in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 6.245,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. Dit arrest is openbaar uitgesproken door raadsheer F.B. Bakels.

Uitspraak

11 februari 2011
Eerste Kamer
10/00374
EE/MD
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
B.V. HOTEL-RESTAURANT DE BEER,
gevestigd te Rotterdam,
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. E. Grabandt,
t e g e n
1. [Verweerster 1],
gevestigd te [vestigingsplaats],
2. de gezamenlijke erfgenamen van [betrokkene 1],
wonende te [woonplaats],
3. [Verweerder 3],
wonende te [woonplaats],
4. [Verweerder 4],
wonende te [woonplaats],
5. [Verweerder 5],
wonende te [woonplaats],
6. [Verweerder 6],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDERS in cassatie,
advocaat: mr. R.A.A. Duk.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als De Beer en [verweerder] c.s., verweerster onder 1 ook als [verweerster 1].
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak met rolnummers H 97.4113 en 143597/HA ZA 97.4113 van de rechtbank Amsterdam van 30 januari 2002, 2 oktober 2002, 15 februari 2006 en 22 maart 2006;
b. de arresten in de zaken met nummers 106.005.054/01 en 106.005.195/01 (rolnummers oud: 952/06 en 1093/06) van het gerechtshof te Amsterdam van 16 augustus 2007, 16 september 2008 en 22 september 2009.
De arresten van het hof zijn aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen voornoemde arresten hof heeft De Beer beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[Verweerder] c.s. hebben geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor De Beer toegelicht door mr. J.P. Heering en mr. E.J. Schiebroek, advocaten bij de Hoge Raad.
Voor [verweerder] c.s. is de zaak toegelicht door mr. M.V. Polak en mr. R.L.M.M Tan, advocaten te Amsterdam.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Spier strekt tot verwerping van het beroep.
Mr. Heering heeft bij brief van 20 januari 2011 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt De Beer in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] c.s. begroot op € 6.245,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.B. Fleers als voorzitter en de raadsheren E.J. Numann, J.C. van Oven, F.B. Bakels en C.E. Drion, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.B. Bakels op 11 februari 2011.