ECLI:NL:HR:2011:BP0573

Hoge Raad

Datum uitspraak
11 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/05070
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurrecht woonruimte; uitleg huurovereenkomst; gebruik dakterras onderdeel van door huurovereenkomst bestreken prestaties? Beoordelingsvrijheid feitenrechter

In deze zaak, die voor de Hoge Raad is gekomen, betreft het een geschil over de uitleg van een huurovereenkomst met betrekking tot een dakterras. De eiser, wonende te [woonplaats], heeft cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof te 's-Gravenhage. Dit arrest volgde op eerdere vonnissen van de kantonrechter. De kern van het geschil draait om de vraag of het gebruik van het dakterras valt onder de prestaties die door de huurovereenkomst zijn bestreken. De Hoge Raad verwijst naar de feiten en het verloop van het geding in de feitelijke instanties, waaruit blijkt dat de feitenrechter een beoordelingsvrijheid heeft in deze kwestie. De advocaat van de eiser, mr. M. de Boorder, heeft de zaak aan de Hoge Raad voorgelegd, terwijl de verweerder, vertegenwoordigd door mr. M.E.M.G. Peletier, heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Advocaat-Generaal J.L.R.A. Huydecoper heeft eveneens geadviseerd om het beroep te verwerpen. De Hoge Raad heeft het beroep van de eiser verworpen en hem veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 384,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. De uitspraak is gedaan op 11 maart 2011 en is openbaar uitgesproken door raadsheer E.J. Numann.

Uitspraak

11 maart 2011
Eerste Kamer
09/05070
EE
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. M. de Boorder,
t e g e n
[Verweerder],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: aanvankelijk mr. D. Stoutjesdijk thans mr. M.E.M.G. Peletier.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en [verweerder].
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak 544454/05-25898 van de kantonrechter te 's-Gravenhage van 28 augustus 2006 en 16 juli 2007;
b. het arrest in de zaak 105.007.052/01 (rolnummer oud C07/1187) van het gerechtshof te 's-Gravenhage van 1 september 2009.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[Verweerder] heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor [verweerder] toegelicht door zijn advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J.L.R.A. Huydecoper strekt tot verwerping.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] begroot op € 384,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A. Hammerstein, als voorzitter, W.D.H. Asser en C.E. Drion, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 11 maart 2011.