ECLI:NL:HR:2011:BP0481

Hoge Raad

Datum uitspraak
22 februari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/00942
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over tegenstrijdige bewijsmiddelen in strafzaak met telefonische contacten

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 februari 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De verdachte, geboren in 1983 en ten tijde van de aanzegging gedetineerd, had beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van het Hof. De zaak draaide om de vraag of de bewezenverklaring van het Hof steunde op tegenstrijdige bewijsmiddelen, met name met betrekking tot telefonische contacten van de verdachte. De verdachte had verklaard dat hij een bepaald telefoonnummer nooit had gebruikt, maar het Hof oordeelde dat deze stelling ongeloofwaardig was. Het Hof had verschillende bewijsmiddelen aangedragen die de stelling van de verdachte weerlegden, waaronder historische verkeersgegevens van een gsm-nummer dat aan de verdachte was gekoppeld. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof op juiste wijze had gehandeld door de bewijsredenering helder uiteen te zetten en dat de stelling van de verdachte niet tot cassatie kon leiden. De Hoge Raad verwierp het beroep, waarbij werd opgemerkt dat de werkwijze van het Hof in overeenstemming was met de geldende rechtsregels. De uitspraak benadrukt het belang van consistente bewijsvoering in strafzaken en de rol van de Hoge Raad in het toetsen van de bewijsvoering van lagere rechters.

Uitspraak

22 februari 2011
Strafkamer
Nr. 10/00942
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 3 februari 2010, nummer 20/003400-08, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1983, ten tijde van de betekening van de aanzegging gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting "Noord-Brabant Noord, locatie Oosterhoek" te Grave.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. R.J. Baumgardt, advocaat te Spijkenisse, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Vegter heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Beoordeling van het eerste middel
2.1. Het middel klaagt dat het Hof de bewezenverklaring heeft doen steunen op tegenstrijdige bewijsmiddelen.
2.2. De werkwijze die het Hof in de onderhavige zaak ten aanzien van de bewijsmotivering heeft gevolgd, komt erop neer dat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de beslissing steunt dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, in een terstond uitgewerkt arrest zijn opgenomen in een bewijsredenering waarbij het Hof heeft volstaan met een verwijzing naar de wettige bewijsmiddelen waaraan die feiten en omstandigheden zijn ontleend.
2.3. Het in het middel bedoelde gedeelte uit de bewijsredenering luidt als volgt:
"Telefonische contacten
(...)
06-[001]
[Verdachte] heeft verklaard dat het telefoonnummer 06-[001] niet van hem is en dat hij dat nummer ook nooit heeft gebruikt.
Uit onderzoek van de historische verkeersgegevens van een gsm met nummer 06-[001] is van de volgende contacten van dit nummer gebleken:
- in de periode van 24 oktober 2007 tot en met 28 december 2007 is er 88 maal contact geweest met 06-[002] ([betrokkene 1]). [Betrokkene 1] heeft verklaard dat hij [verdachte] al een tijd kent en dat ze best vaak telefonisch contact met elkaar hebben gehad;
- in de periode van 6 november 2007 tot en met 20 november 2007 is er 39 maal contact geweest met nummer 06-[003], welk nummer (het hof begrijpt: in die periode) in gebruik is geweest bij [betrokkene 2];
- in de periode van 7 november 2007 tot en met 4 december 2007 is er 23 maal contact geweest met nummer 06-[004], welk nummer in gebruik is bij de moeder van [verdachte];
- in de periode van 7 november 2007 tot en met 16 november 2007 is er 27 maal contact met het nummer 06-[005], welk nummer in gebruik is bij [betrokkene 3]:
- in de periode van 6 november 2007 tot en met 15 november 2007 is er 57 maal contact is geweest met nummer 06-[006], welk nummer in gebruik is bij [betrokkene 4]. [Verdachte] heeft verklaard dat hij [betrokkene 4] al heel lang kent.
Dit nummer staat ook in de telefoon van [verdachte] met nummer 06-[007];
- op 16 november 2007 is er contact met telefoonnummer 040-[008] op naam van Woningbedrijf [A].
Met betrekking tot dit laatste contact heeft [betrokkene 5], medewerkster van [A], verklaard dat dit nummer is doorgegeven als een nieuw telefoonnummer waarmee zij [verdachte] zou kunnen bereiken.
Een collega van haar, [betrokkene 6], heeft op 16 november 2007 via dit nummer telefonisch contact gehad met [verdachte]. [Betrokkene 6] kan zich herinneren dat zij toen ze belde gelijk de persoon aan de lijn kreeg die ze moest hebben, [verdachte], aldus [betrokkene 5].
Op grond van het vorenstaande komt het hof tot het oordeel dat de gsm met nummer 06-[001] op 23 en 24 november 2007 in gebruik is geweest bij [verdachte]."
2.4. Aldus heeft het Hof met betrekking tot de telefonische contacten van de verdachte tot uitdrukking gebracht dat de stelling van de verdachte dat hij een bepaald telefoonnummer nooit heeft gebruikt, wordt weerlegd door feiten en omstandigheden die door het Hof nader zijn aangeduid. In dat oordeel ligt besloten dat het Hof de stelling van de verdachte ongeloofwaardig heeft geacht en dus niet tot het bewijs heeft doen strekken. Het middel dat berust op een andere lezing van de bewijsvoering mist dus feitelijke grondslag, zodat het niet tot cassatie kan leiden.
3. Beoordeling van het tweede middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en C.H.W.M. Sterk, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 22 februari 2011.