2.2.2. Met betrekking tot de bewijsvoering houdt 's Hofs arrest - met inbegrip van 21 voetnoten - het volgende in:
"De bewijsmiddelen en de beoordeling daarvan.
Op grond van het procesdossier, het onderzoek ter terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep is het navolgende gebleken1.
Op maandag 29 oktober 2007, omstreeks 21.45 uur, werden surveillanten, via de Centrale Meldkamer van de politie Haaglanden, gestuurd naar [A] (tevens genaamd: "[A]") gevestigd in de [a-straat 1] te Den Haag, alwaar een gewapende overval zou hebben plaatsgevonden.2
Ter plaatse gekomen bleek uit verklaringen van getuigen het volgende: De overval was gepleegd door twee mannen, te weten een man met een donkere, negroïde huidskleur en een man die als vermomming een griezelmasker droeg;
de man met het griezelmasker was in het bezit van een vuurwapen; ten tijde van de overval was er een personeelslid van het wedkantoor werkzaam achter de balie en was er verder een aantal klanten in het pand aanwezig;3 de medewerker moest onder bedreiging van een vuurwapen het geld uit de kluis van het bedrijf afstaan, terwijl de andere dader het geld uit de kassalade wegnam.4
Op maandagavond 29 oktober 2007 heeft [slachtoffer 1], in zijn hoedanigheid van wedkantoorhouder aangifte gedaan van diefstal met geweld.5 Op 8 november 2007 heeft [betrokkene 1], de manager van wedkantoren "[A]" eveneens aangifte gedaan van diefstal.
Hij heeft tegenover de politie verklaard dat er een geldbedrag van € 12.127,- is weggenomen.6
Van de overval werden beelden opgenomen door het gesloten camerabeveiligingssysteem, aanwezig in het wedkantoor.7 Op 18 december 2007 werd in een landelijke uitzending van AVRO's Opsporing Verzocht een opsporingsitem uitgezonden met betrekking tot de overval op het wedkantoor. Op dinsdag 8 januari 2008 werd dit item kort herhaald. Na deze laatste uitzending kwam er bij de politie een melding binnen van een medewerker van de Stichting [B], een begeleid-wonen-project, dat zij een bewoner had herkend als één van de daders. Deze bewoner is genaamd: [medeverdachte 1].8
Verdachte [medeverdachte 1] is op 11 januari 2008 aangehouden.9 [Medeverdachte 1] wordt door verbalisanten herkend als één van de daders op de camerabeelden.10 Op 6 februari 2008 legt [medeverdachte 1] een bekennende verklaring af waarin hij onder meer verklaart dat hij op de avond van 29 oktober 2007 samen met de verdachte en medeverdachte [medeverdachte 3] en diens broer [betrokkene 2] naar Den Haag is gereden en samen met de verdachte de overval heeft gepleegd op het wedkantoor aan de [a-straat 1] te Den Haag.11
Aanvankelijk ontkennen de verdachte en medeverdachte [medeverdachte 3] dat zij bij de overval op het wedkantoor aan de [a-straat 1] te Den Haag betrokken zijn geweest. Tijdens de verhoren bij de politie en ter terechtzitting in eerste aanleg beroepen zij zich op hun zwijgrecht.
Bij brief van 26 november 2008, nadat de verdachte en zijn medeverdachte [medeverdachte 3] in eerste aanleg inmiddels zijn veroordeeld en hoger beroep hebben ingesteld, delen hun raadslieden mede dat hun cliënten nader over de feiten wensen te verklaren. Op 24 december 2008 legt [medeverdachte 3] tegenover de politie een verklaring af waarin hij zijn betrokkenheid bij de overval erkent.12
De verdachte legt op 13 januari 2009 tegenover de politie een verklaring af.13 De verdachte verklaart bij die gelegenheid over de gebeurtenissen voorafgaand en volgend op de overval van het wedkantoor op 29 oktober 2007. Op vragen met betrekking tot hetgeen zich in het wedkantoor heeft afgespeeld weigert de verdachte te antwoorden en beroept hij zich op zijn zwijgrecht.14 Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte ook ten aanzien van die gebeurtenissen een verklaring afgelegd.
De verdachte verklaart evenals zijn medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] dat [medeverdachte 1] en hij in de avond van 29 oktober 2007 het wedkantoor aan de [a-straat 1] te Den Haag zijn binnengegaan. Verdachte droeg daarbij een masker en een op een vuurwapen gelijkend voorwerp. Met medeverdachte [medeverdachte 1] heeft hij tegen de aanwezigen geroepen dat zij moesten gaan liggen. Voorts hebben zij geld uit de kluis en de kassa gepakt en meegenomen.15 Het buitgemaakte geld is daarop in de woning van medeverdachte [medeverdachte 1] verdeeld tussen de verdachte, medeverdachten [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] en een vierde persoon.
De verdachte en zijn medeverdachten hebben verklaard dat de overval eigenlijk een "nep-overval was omdat deze werd uitgevoerd op verzoek van en in overleg met medewerkers van het wedkantoor. Ten tijde van de overval in het wedkantoor zouden slechts mensen aanwezig zijn geweest die van deze geënsceneerde overval op de hoogte waren.
Zij verklaren voorts dat [slachtoffer 1], de wedkantoorhouder, de initiatiefnemer was en over de geplande overval verschillende keren contact had met [medeverdachte 3]. [Slachtoffer 1] bepaalde wanneer de overval plaats zou moeten vinden, namelijk op een moment dat er voldoende geld in de kluis zou zijn.
Uit onderzoek naar de historische verkeersgegevens van de mobiele telefoons van de verdachten is gebleken dat in de mobiele telefoon van [medeverdachte 3] het telefoonnummer van [slachtoffer 1] was opgeslagen.
Voorts is er daags na de overval telefonisch contact geweest tussen de mobiele telefoon van de verdachte en de telefoons van [slachtoffer 1] en diens broer [betrokkene 3].16 [Betrokkene 3] en [slachtoffer 1] zijn naar aanleiding van de uitkomst van dit onderzoek door de politie als verdachte gehoord, maar niet voor betrokkenheid bij de overval veroordeeld.17
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman van de verdachte bepleit dat de verdachte van het aan hem tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken. Hij heeft daartoe onder meer aangevoerd dat er - gelet op de betrokkenheid van [slachtoffer 1] bij de overval en het feit dat de overige aanwezigen hiervan op de hoogte waren - geen sprake was van diefstal en afpersing maar van het medeplegen van verduistering in dienstbetrekking. Nu dat feit niet is tenlastegelegd, dient de verdachte te worden vrijgesproken.
Het hof overweegt het volgende.
Op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep is komen vast te staan dat de verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] op 29 oktober 2007 samen met medeverdachte [medeverdachte 3] en een vierde persoon met de auto naar Den Haag zijn gereden. De verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] hebben die avond een overval gepleegd op het wedkantoor aan de [a-straat 1] te Den Haag en hebben daarbij een geldbedrag buitgemaakt. De verdachte heeft een op een vuurwapen gelijkend voorwerp gericht op de aanwezigen in het wedkantoor en tegen de aanwezigen geroepen dat zij moesten gaan liggen.
Het hof is met de verdediging van oordeel dat er aanwijzingen zijn dat er sprake was van een vooropgezet plan waarbij een of meer medewerkers van het wedkantoor betrokken waren.
Naar het oordeel van het hof bevat het dossier evenwel onvoldoende aanknopingspunten voor de stelling van de verdediging dat alle personen die op 29 oktober 2007 in het wedkantoor aanwezig waren, tevoren op de hoogte waren van de geplande overval. Het hof wijst in dit verband naar de verklaring van getuige [getuige 1]18 en de verklaring van de verdachte zelf inhoudende dat medeverdachte [medeverdachte 1] niet alléén in het wedkantoor naar binnen durfde te gaan omdat daar veel meer mensen aanwezig bleken te zijn dan tevoren was afgesproken19. Door geen van de (mede)verdachten is gesteld dat zij wisten wie er naast [slachtoffer 1] in het wedkantoor aanwezig waren.
De verklaring van de verdachte, dat hij alleen een masker op had en een (nep) vuurwapen bij zich had gestoken om de overval "echt" te laten lijken in verband met de aanwezigheid van veiligheidscamera's verhoudt zich voorts niet tot de uit verklaringen van de verdachte (ter terechtzitting in hoger beroep) en van medeverdachte [medeverdachte 3] volgende vooronderstelling dat de camera's door de betrokken medewerker van het wedkantoor zouden zijn weggedraaid20 en de verklaring van [medeverdachte 1], dat de camera's uit zouden worden gedaan.21
Een en ander brengt mee dat er van moet worden uitgegaan dat het handelen van de verdachte en zijn medeverdachte [medeverdachte 1] voor aanwezigen in het wedkantoor zodanig bedreigend is geweest - met name door het (nep)vuurwapen (en het richten daarvan op één of meer van de aanwezigen) in combinatie met het bevel te gaan liggen - dat het de verdachte en zijn medeverdachte mede daardoor mogelijk en gemakkelijk is gemaakt ongehinderd het geld weg te nemen.
Anders dan de verdediging is het hof van oordeel dat het feit dat medewerkers van het wedkantoor mogelijk betrokken waren bij de overval op het wedkantoor niet dient te leiden tot een vrijspraak van de tenlastegelegde gekwalificeerde diefstal nu de aangifte en de verklaringen van de verdachte en zijn medeverdachten wettig en overtuigend bewijs leveren dat de verdachte en zijn medeverdachten zich schuldig hebben gemaakt aan - naar alle uiterlijke kenmerken - een gewapende overval.