ECLI:NL:HR:2011:BP0265
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- B.C. de Savornin Lohman
- J. de Hullu
- H.A.G. Splinter-van Kan
- C.H.W.M. Sterk
- Rechtspraak.nl
Verwerping beroep op noodweerexces in strafzaak
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 januari 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte, geboren in 1957, was beschuldigd van mishandeling van een persoon, hier aangeduid als [slachtoffer], op 21 september 2005 te Rotterdam. De verdachte had opzettelijk geweld gebruikt door [slachtoffer] meermalen te slaan, te stompen en te schoppen, wat leidde tot letsel en pijn bij het slachtoffer. De verdachte stelde zich op het standpunt dat zij handelde uit noodweerexces, omdat zij in een hevige gemoedsbeweging verkeerde na een eerdere klap van een derde persoon, aangeduid als [betrokkene 1]. Het Hof verwierp dit beroep, omdat er geen bewijs was dat het slachtoffer geweld had gebruikt tegen de verdachte, wat een noodzakelijke voorwaarde is voor een geslaagd beroep op noodweerexces. De Hoge Raad bevestigde het oordeel van het Hof, waarbij werd opgemerkt dat niet op voorhand kon worden uitgesloten dat een beroep op noodweerexces mogelijk was in situaties waarin de aanranding niet direct van het slachtoffer uitging. De Hoge Raad concludeerde dat het Hof geen onjuiste rechtsopvatting had gehanteerd en dat het oordeel niet onbegrijpelijk was. Tevens werd opgemerkt dat de redelijke termijn voor de behandeling van het cassatieberoep was overschreden, maar dat dit geen rechtsgevolg met zich meebracht. De Hoge Raad verwierp het beroep van de verdachte.