ECLI:NL:HR:2011:BP0190

Hoge Raad

Datum uitspraak
22 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/03943 E
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over ernstige inbreuk op de rechtsorde bij overtreding van de Flora- en faunawet

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 maart 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch. De verdachte was beschuldigd van het stropen van beschermde diersoorten, waaronder hazen en konijnen, in georganiseerd verband. Het Hof had geoordeeld dat er sprake was van een ernstige inbreuk op de rechtsorde, wat de inzet van bijzondere opsporingsbevoegdheden rechtvaardigde. De verdediging voerde aan dat stropen geen misdrijf is dat een ernstige inbreuk op de rechtsorde oplevert, maar de Hoge Raad verwierp deze stelling. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof terecht had vastgesteld dat de verdachte niet alleen werd verdacht van overtreding van de Flora- en faunawet, maar dat dit ook in georganiseerd verband gebeurde, wat de ernst van de inbreuk op de rechtsorde vergrootte. De Hoge Raad bevestigde dat de bijzondere opsporingsbevoegdheden op juiste wijze waren toegepast en dat er geen sprake was van onherstelbare vormverzuimen in het proces. De uitspraak van het Hof werd bekrachtigd, en het beroep in cassatie werd verworpen.

Uitspraak

22 maart 2011
Strafkamer
nr. 09/03943 E
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, Economische Kamer, van 7 juli 2009, nummer 20/001576-08, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1960, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. P.C. Saris, advocaat te Eindhoven, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Jörg heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Beoordeling van het eerste middel
2.1. Het middel klaagt over 's Hofs verwerping van een ter terechtzitting in hoger beroep gevoerd verweer.
2.2. Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
"1. hij in de periode van 1 juni 2006 tot en met 6 december 2007, in Nederland, meermalen, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te weten een of meer haas/hazen en/of konijn(en), heeft gevangen en/of gedood, althans met het oog daarop opgespoord.
2. hij in de periode van 30 november 2007 tot en met 6 december 2007, te Helmond, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk een dier behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te weten een haas of een konijn, en producten van dieren behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te weten dode hazen onder zich heeft gehad.
3. hij in de periode van 1 juni 2006 en met 6 december 2007 te Helmond, in elk geval in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, te weten een duurzaam samenwerkingsverband van twee of meer personen, bestaande uit hem, verdachte en [betrokkene 1] en [betrokkene 2] en [betrokkene 3] en [betrokkene 4], welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk
- het opzettelijk doden, verwonden, vangen en/of bemachtigen, althans met het oog daarop opsporen van dieren behorende tot een beschermde inheemse diersoort (artikel 9 van de Flora- en faunawet) en
- het opzettelijk onder zich hebben van dieren en/of producten van dieren behorende tot een beschermde inheemse diersoort (artikel 13 van de Flora- en faunawet)."
2.3.1. Het Hof heeft het in het middel bedoelde verweer als volgt samengevat en verworpen:
"Ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie
A1 Van de zijde van verdachte is het verweer gevoerd dat het Openbaar Ministerie in zijn strafvervolging niet-ontvankelijk behoort te worden verklaard. Daartoe is, op gronden als verwoord in de schriftelijke pleitaantekeningen, aangevoerd dat de door de officier van justitie afgegeven bevelen tot het uitoefenen van bijzondere opsporingsbevoegdheden niet hadden mogen worden afgegeven.
Door de verdediging is er op gewezen dat het onderzoek valt te onderscheiden in drie perioden. Het onderzoek tegen verdachte is in die drie perioden betrekkelijk lichtvaardig gestaakt op bepaalde momenten, waardoor niet aannemelijk is dat de verdenking van overtreding van de onderhavige feiten naar hun aard of samenhang een ernstige inbreuk op de rechtsorde opleveren. In dit verband heeft de raadsman gewezen op een -in de ogen van de verdediging- soortgelijk arrest (inzake artikel 13 Flora- en faunawet) van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch d.d. 17 juni 2009, LJN BI8567.
Door de bevelen af te geven is op zeer grove wijze gehandeld in strijd met de beginselen van een behoorlijke procesorde en/of hebben zich zeer ernstige onherstelbare vormverzuimen voorgedaan, aldus de verdediging.
A2 Het hof overweegt te dien aanzien als volgt.
Het hof stelt vast dat uit het BOB-dossier blijkt dat in de strafzaak tegen verdachte door de officier van justitie op een aantal tijdstippen bevelen tot de inzet van dwangmiddelen, o.a. bevelen observatie, bevelen opnemen telecommunicatie, zijn afgegeven. Het eerste bevel in de onderhavige strafzaak tegen verdachte dateert van 29 augustus 2005.
A3 Het proces-verbaal aanvraag van dit bevel ex artikel 126g Sv (stelselmatige observatie) d.d. 26 augustus 2005 bevat de navolgende informatie:
Aanleiding
Nadat de drie hoofdverdachten uit onderzoek Bambi II, agressieve wildstroperij ([verdachte] (het hof begrijpt: verdachte), [betrokkene 5] en [betrokkene 1] (het hof begrijpt: medeverdachte [betrokkene 1])) waren veroordeeld en het vonnis onherroepelijk was geworden (het hof begrijpt uit het justitiële documentatieregister betreffende verdachte: het vonnis van de economische kamer van de Rechtbank 's-Hertogenbosch d.d. 27 april 2005) kwam er vanaf 8 april 2005 informatie binnen dat deze groep in georganiseerd verband weer actief was met wildstroperij in de politieregio Brabant-Zuid-Oost en Limburg-Noord. Zij maakten daarbij, zoals ook bij eerder onderzoek werd vastgesteld, met name gebruik van personenauto's van het merk Volkswagen, type golf. Men maakte wederom gebruik van snelle auto's, lange honden en mogelijk vuurwapens.
Uit onderzoek is gebleken dat de drie hoofdverdachten vrijwel direct na hun veroordeling hun activiteiten weer hebben opgepakt blijkens waarnemingen en meldingen van politieambtenaren, jachtopzichter en bewoners buitengebied.
Recente informatie:
- 8 april 2005, 02.15 uur: Beemd te Bakel. Surveillerende collega's zagen een VW Golf, kenteken [AA-00-BB], tegemoet komen. [verdachte] was bestuurder en inzittenden waren [betrokkene 1] en vermoedelijk [betrokkene 6] (verdachte in één zaak uit onderzoek Bambi II).
- 12 mei 2005, 20.15 uur: Keizersberg te Elsendorp. Een boerin zag dat inzittenden van een personenauto VW Golf, donker van kleur, twee lange honden achter een haas aansturen. Eén auto met drie inzittenden had het kenteken [AA-00-BB]. Hetzelfde tafereel herhaalde zich verderop.
- 30 mei 2005, 21.00 uur: Broekdijk te Asten. Twee jachtopzichters stonden in het veld te praten met een boer. Er naderden twee VW-golfjes. Bij het schijnbaar zien van de boa's, stopten, keerden en reden ze met hoge snelheid weg. In iedere auto zaten twee inzittenden en in één van de auto's waren twee lange honden. De kentekens [CC-00-DD] en [AA-00-BB] werden opgenomen.
- 1 juni 2005, 21.45 uur: Trinesweg te Meijel. Een jager zag drie auto's, waarvan de inzittenden lange honden achter hazen aanstuurden. Een collega van LNO kreeg in privé-tijd een van de honden die achter een haas aanzat tegen zijn auto. Men sprak over drie auto's van het merk VW-Golf, donker van kleur, met o.a. kenteken [EE-00-FF].
- 12 juni 2005, 20.15 uur: Vissersweg/Dooleggerbaan te Someren. Een jachthouder meldde dat er met lange honden werd gestroopt door de inzittende van een VW-Golf. De inzittenden reden een weiland op en stuurden een lange hond achter een haas aan. De jachthouder noteerde het kenteken [CC-00-DD]. Dit is waarschijnlijk fout en kan mogelijk [CC-00-DD] zijn.
- 16 juni 2005, 21.38 uur: Veldweg te Asten. Een postende collega (i.v.m. stroperij) zag een personenauto, merk VW-Golf, donker van kleur, kenteken [CC-00-DD] met lage snelheid langs weilanden rijden. Rijdend met geopend raam, tuurden minstens drie inzittenden weilanden af, kennelijk om wild op te sporen.
- 13 juli 2005, 05.00 uur: Pannenhoef te Heusden. Een boer werd gewekt door lawaai en ging kijken. Hij zag twee donkerkleurige VW Golf staan met daarbij vier mannen. Op dat moment zag hij lange honden achter een haas jagen. De mannen zeiden dat ze een hond kwijt waren. De man voelde zich bedreigd. Hij werd bang en ging naar binnen.
- 18 juli 2005, 21.00 uur: Pijlstaartweg te Asten. Een boer zag vanuit zijn woning dat een donkerkleurige VW-Golf een weiland opreed.
Het kenteken [AA-00-BB] stond op naam van [verdachte] (het hof begrijpt: verdachte), [a-straat 1] te Helmond. Dit werd op 14-01-2005 op naam gezet en op 08-06-2005 op naam van [betrokkene 7], [b-straat 1] te Heesch (Gebroeders [achternaam betrokkene 7] waren ook subject in Bambi II tapgesprekken/deelnemer).
Het kenteken [CC-00-DD] stond op naam van [betrokkene 8] e.v. [betrokkene 1], [c-straat 1] te Helmond (het hof begrijpt: echtgenote van medeverdachte [betrokkene 1]). Het kenteken werd op 17-01-2005 op naam gezet.
Bij bevraging op 31 augustus 2005 hebben [verdachte] en [betrokkene 1] de navolgende kentekens op naam staan:
[verdachte]: [GG-00-HH] VW Golf en [II-00-JJ] VW Golf TDI;
[betrokkene 1]: [KK-00-LL], VW Golf VR6.
Het is bekend dat deze verdachten ten behoeve van het stropen gebruik maken van voertuigen van het merk Volkswagen, type Golf.
Historische gegevens:
(...)
2. ClE-informatie nummer 23-081507. Via informant blijkt dat [verdachte] deel uitmaakt van een groep stropers die meerdere keren per week op pad gaan en diverse wildsoorten schieten. Men maakt gebruik van verschillende wapens en geprepareerde auto's om te stropen.
(...)
4. Gegevens hks. - [verdachte] komt in de periode 1974 tot en met 2005 voor in de politieadministratie op het gebied van Flora- en faunawet (...) en terzake vuurwapenwetgeving.
- [Betrokkene 1] komt in 2005 in de politieadministratie eenmaal voor terzake Flora- en faunawet.
5. Onderzoek Bambi II. Medio september 2004 werd een strafrechtelijk onderzoek opgestart gericht op een groepering personen, waarvan genoemde personen deel uitmaakten en die zich vermoedelijk schuldig maakten aan agressieve stroperijen. Uit onderzoek bleek dat genoemde verdachten vrijwel dagelijks contact hadden om afspraken te maken wanneer en met wie men het veld inging op strooptocht. Er bleken ook andere personen betrokken te zijn bij de strooptochten. Uit de onderzoeksgegevens bleek dat men meerdere keren per week in wisselende samenstelling op strooptocht ging met lange honden en/of vuurwapens. Op 13 december werden de drie hoofdverdachten, [verdachte], [betrokkene 5] en [betrokkene 1] buiten heterdaad aangehouden. Bij zoekingen volgde inbeslagname van 7 lange honden, 4 stroopauto's, 2 buksen, wild, zendapparatuur enzovoorts.
A4 Vorenstaande feiten en omstandigheden geven naar het oordeel van het hof voldoende grond voor de verdenking dat verdachte zich vanaf april 2005 (wederom) schuldig zou maken aan overtreding van onder meer artikel 13 van de Flora- en faunawet. Verdachte was blijkens een uittreksel uit het justitiële documentatieregister al eerder ter zake van dergelijke feiten veroordeeld en thans waren er wederom voldoende aanwijzingen aanwezig dat hij zich frequent in de nachtelijke uren, in georganiseerd verband, onder andere met [betrokkene 1], die eveneens eerder is veroordeeld ter zake overtreding van de Flora- en faunawet, zou bezighouden met het opzettelijk doden, verwonden, vangen en/of bemachtigen, althans met het oog daarop opsporen van dieren behorende tot een beschermde inheemse diersoort (hierna: stropen) van hazen, konijnen etc. met behulp van lange honden en snelle auto's.
Tegen deze achtergrond is verdachte terecht aangemerkt als verdachte van overtreding van onder meer artikel 13 van de Flora- en faunawet, een feit dat -mits opzettelijk begaan- een misdrijf als omschreven in artikel 67, eerste lid, Sv oplevert.
A5 Ingevolge artikel 126g, tweede lid, en artikel 126m, eerste en vijfde lid, Sv is in dit verband ook relevant of dit misdrijf, als omschreven in artikel 67, eerste lid, gezien zijn aard of de samenhang met andere door de verdachte begane misdrijven een ernstige inbreuk op de rechtsorde oplevert. In de parlementaire geschiedenis wordt ter zake van het begrip 'ernstige inbreuk op de rechtsorde', de navolgende toelichting gegeven:
"Het vereiste dat misdrijven worden beraamd of gepleegd als omschreven in artikel 67, eerste lid, die gezien hun aard of de samenhang met andere misdrijven een ernstige inbreuk op de rechtsorde opleveren, is ook onderdeel van de voorwaarden voor de infiltratie, de telefoontap en het opnemen van communicatie, in het kader van de traditionele opsporing, geregeld in titel IVa. De woorden "aard van het misdrijf" duiden niet slechts op de delictsomschrijving in de wet, maar tevens op de ernst van de feiten en omstandigheden waaronder het misdrijf is gepleegd of wordt beraamd. De concrete feiten en omstandigheden dienen meegewogen te worden bij de beoordeling of sprake is van een ernstige inbreuk op de rechtsorde. Het kan gaan om misdrijven als moord, handel in drugs, mensenhandel, omvangrijke milieudelicten, wapenhandel maar ook ernstige financiële misdrijven, zoals omvangrijke ernstige fraude, bijvoorbeeld een BTW-carrousel. Dergelijke misdrijven schokken de rechtsorde ernstig door hun gewelddadige karakter of door hun omvang en gevolgen voor de samenleving" (Tweede Kamer, vergaderjaar 1996-1997, 25 403, nr. 3, p. 24-25).
A6 Op grond van eerdergenoemde feiten en omstandigheden levert, naar het oordeel van het hof, de verdenking dat verdachte zich wederom in georganiseerd verband schuldig zou maken aan overtreding van onder meer artikel 13 van de Flora- en faunawet, een 'ernstige inbreuk op de rechtsorde', als bedoeld in de artikelen 126g en 126m Sv op. In zoverre faalt het verweer van de verdediging.
A7a De raadsman heeft een beroep gedaan op het arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch d.d. 17 juni 2009, LJN BI8567. Anders dan de raadsman betoogt, wordt in dat arrest niet overwogen dat een verdenking van overtreding van de Flora- en faunawet per definitie geen ernstige inbreuk op de rechtsorde kan opleveren. Indien en voor zover de raadsman heeft willen betogen dat elke verdenking van overtreding van de Flora- en faunawet - in zijn algemeenheid - niet kan leiden tot de inzet van dwangmiddelen, omdat per definitie geen sprake is van een ernstige inbreuk op de rechtsorde, getuigt dit betoog van een onjuiste rechtsopvatting.
A7b Ook overigens kan in het onderhavige geval een vergelijking met voornoemd arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch niet worden gemaakt. In dat arrest heeft het hof op grond van concreet weergegeven informatie geoordeeld dat op grond daarvan geen sprake was van een ernstige inbreuk op de rechtsorde. In casu is die concrete informatie andersluidend. Zoals hiervoor overwogen, kon naar het oordeel van het hof op grond van die beschikbare informatie de verdenking ontstaan dat verdachte zich in georganiseerd verband schuldig zou maken aan overtreding van onder meer artikel 13 van de Flora- en faunawet, hetgeen in het onderhavige geval een 'ernstige inbreuk op de rechtsorde' oplevert.
A8 Voor alle overige bevelen, afgegeven in een later stadium/onderzoeksperiode van het voorbereidend onderzoek tegen verdachte, geldt dat het hof heeft geconstateerd dat aan ieder van die afgegeven bevelen een proces-verbaal ten grondslag ligt. Die processen-verbaal bevatten telkens (aanvullende) informatie die ieder voor zich, in onderlinge samenhang bezien met de eerdere informatie die uit het onderzoek was voortgevloeid, voldoende grond vormen voor de verdenking van - ondermeer - artikel 9 respectievelijk 13 van de Flora- en faunawet tegen verdachte, zodat die bevelen ook konden worden afgegeven.
A9 Het hof overweegt tegen de achtergrond van de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit voorts dat het belang van het in stand houden van beschermde diersoorten alsmede het voorkomen respectievelijk beëindigen van dierenleed dat door deze wijze van stroperij (waaronder de mogelijkheid van verscheurd wild door de jacht met lange honden) kan worden veroorzaakt, de inzet van dwangmiddelen zoals stelselmatige observatie, het opnemen van telecommunicatie en het vorderen van verstrekken van verkeersgegevens van telecommunicatie rechtvaardigt.
A10 Van een onherstelbaar vormverzuim in het voorbereidend onderzoek tegen verdachte, of van een schending van de beginselen van een behoorlijke procesorde, is derhalve geen sprake.
Het vorenstaande leidt ertoe dat het verweer in al zijn onderdelen wordt verworpen.
B Nu ook overigens geen feiten of omstandigheden zijn aangevoerd of anderszins aannemelijk zijn geworden die zouden moeten leiden tot niet-ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie, is het Openbaar Ministerie ontvankelijk in de vervolging."
2.3.2. Voorts heeft het Hof het volgende overwogen:
"F4 Gedurende een periode van anderhalf jaar (vanaf 1 juni 2006 t/m 6 december 2007) werd in ieder geval ongeveer één keer per week gestroopt. Dit gebeurde door een groep stropers, bestaande uit verschillende personen, die in de nachtelijke uren met behulp van lange honden, lichtbakken en snelle auto's in de buitengebieden reden om wild te vangen en doden, althans met het oog daarop op te sporen. Er werd door de betrokken personen verzameld bij een pand aan de [a-straat] te Helmond, in de schuur van [verdachte]. Het aantal mensen dat zich daar verzamelde, varieerde van drie tot zeven personen. Hierbij waren meerdere keren dezelfde personen aanwezig. De groep bediende zich onder meer van geprepareerde auto's. Zo waren er extra schakelaars aangebracht met behulp waarvan (rem)lichten konden worden uitgeschakeld los van de reguliere in/uitschakeling. In de garage van [verdachte] is een geprepareerde auto aangetroffen.
(...)
F5 Over de wijze van stropen is verder komen vast te staan dat naar velden werd gereden. Bij de velden werd vanuit de eerste auto met een lamp over het veld geschenen totdat een haas of konijn in het licht kwam. Als dit het geval was, werden één of twee honden losgelaten die het wild dan vingen."
2.4. Bij de beoordeling van het middel zijn de volgende wettelijke bepalingen van belang:
- art. 67, eerste lid, Sv:
"Een bevel tot voorlopige hechtenis kan worden gegeven in geval van verdenking van:
a. een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld;
(...)"
- art. 126g, eerste en tweede lid, Sv:
"1. In geval van verdenking van een misdrijf, kan de officier van justitie in het belang van het onderzoek bevelen dat een opsporingsambtenaar stelselmatig een persoon volgt of stelselmatig diens aanwezigheid of gedrag waarneemt.
2. Indien de verdenking een misdrijf betreft als omschreven in artikel 67, eerste lid, dat gezien zijn aard of de samenhang met andere door de verdachte begane misdrijven een ernstige inbreuk op de rechtsorde oplevert, kan de officier van justitie in het belang van het onderzoek bepalen dat ter uitvoering van het bevel een besloten plaats, niet zijnde een woning, wordt betreden zonder toestemming van de rechthebbende."
- art. 126m, eerste en vijfde lid, Sv:
"1. In geval van verdenking van een misdrijf als omschreven in artikel 67, eerste lid, dat gezien zijn aard of de samenhang met andere door de verdachte begane misdrijven een ernstige inbreuk op de rechtsorde oplevert, kan de officier van justitie, indien het onderzoek dit dringend vordert, aan een opsporingsambtenaar bevelen dat met een technisch hulpmiddel niet voor het publiek bestemde communicatie die plaatsvindt met gebruikmaking van de diensten van een aanbieder van een communicatiedienst, wordt opgenomen.
(...)
5. Het bevel, bedoeld in het eerste lid, kan slechts worden gegeven na schriftelijke machtiging, op vordering van de officier van justitie te verlenen door de rechter-commissaris. Artikel 126l, vijfde tot en met achtste lid, is van overeenkomstige toepassing."
- art. 9 Flora- en faunawet:
"Het is verboden dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te doden, te verwonden, te vangen, te bemachtigen of met het oog daarop op te sporen."
- art. 13, eerste lid, Flora- en faunawet:
"Het is verboden:
a. planten of producten van planten, of dieren dan wel eieren, nesten of producten van dieren, behorende tot een beschermde inheemse of beschermde uitheemse plantensoort onderscheidenlijk een beschermde inheemse of beschermde uitheemse diersoort, of
(...)
te koop te vragen, te kopen of te verwerven, ten verkoop voorhanden of in voorraad te hebben, te verkopen of ten verkoop aan te bieden, te vervoeren, ten vervoer aan te bieden, af te leveren, te gebruiken voor commercieel gewin, te huren of te verhuren, te ruilen of in ruil aan te bieden, uit te wisselen of tentoon te stellen voor handelsdoeleinden, binnen of buiten het grondgebied van Nederland te brengen of onder zich te hebben."
- art. 140, eerste lid, Sr:
"Deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of geldboete van de vijfde categorie."
2.5. Het middel klaagt in navolging van het gevoerde verweer dat te dezen niet gaat om een misdrijf waarbij kan worden gesproken van een ernstige inbreuk op de rechtsorde als bedoeld in de art. 126g en 126m Sv zodat niet is voldaan aan de vereisten voor het aanwenden van de in die artikelen bedoelde bijzondere opsporingsbevoegdheden. Die klacht berust evenwel op een onjuiste lezing van de bestreden uitspraak, zodat het middel faalt. Het Hof heeft aan zijn oordeel dat sprake was van een ernstige inbreuk op de rechtsorde immers niet alleen ten grondslag gelegd dat de verdachte werd verdacht van overtreding van (onder meer) art. 13 Flora- en faunawet, maar tevens dat het een en ander in georganiseerd verband geschiedde.
2.6. Het middel faalt.
3. Beoordeling van het tweede middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en W.F. Groos, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 22 maart 2011.