ECLI:NL:HR:2011:BP0183
Hoge Raad
- Cassatie
- G.J.M. Corstens
- W.M.E. Thomassen
- M.A. Loth
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de toepassing van strafbepalingen bij valse bommeldingen en misbruik van alarmnummers
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 mei 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte was beschuldigd van het doen van valse bommeldingen en het misbruik maken van alarmnummers. Het Hof had de verdachte veroordeeld voor meerdere feiten, waaronder het doorgeven van valse informatie over bommeldingen aan de politie, wat leidde tot onterecht alarm. De verdediging stelde dat de strafbepaling van artikel 142a, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht (Sr) als een bijzondere strafbepaling moet worden beschouwd ten opzichte van artikel 142, tweede lid, Sr, en dat deze dus exclusief toegepast zou moeten worden. De Hoge Raad verwierp deze opvatting en oordeelde dat artikel 142a, tweede lid, Sr niet alle bestanddelen van artikel 142, tweede lid, Sr bevat. De Hoge Raad bevestigde dat de strafbepalingen van beide artikelen verschillende strekkingen hebben en dat het Hof terecht artikel 57 Sr had toegepast. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak, maar alleen wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, en verminderde deze tot negentien maanden en twee weken, waarvan tien maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige afweging bij de toepassing van strafbepalingen in gevallen van valse bommeldingen en misbruik van alarmnummers, en bevestigt de rechtszekerheid in de strafrechtelijke beoordeling van dergelijke delicten.