ECLI:NL:HR:2011:BP0076
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- B.C. de Savornin Lohman
- C.H.M.W. Sterk
- Rechtspraak.nl
Cassatie over ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel bij medeplegen van hennepteelt
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 februari 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure met zaaknummer 09/02280 P. Het beroep in cassatie was ingesteld door de betrokkene, die in hoger beroep door mr. H.K. ter Brake werd vertegenwoordigd. De zaak betreft de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, waarbij het Gerechtshof te Arnhem op 29 april 2009 een vordering tot ontneming had behandeld. De betrokkene was eerder veroordeeld voor medeplegen van hennepteelt en diefstal van elektriciteit, en het Hof had vastgesteld dat hij financieel voordeel had genoten van zijn criminele activiteiten, geschat op € 7.472,70.
De Hoge Raad oordeelde dat het Hof de stelling van de betrokkene dat de opbrengst door drieën moest worden gedeeld, niet aannemelijk had gemaakt. Dit oordeel werd bekritiseerd door de Hoge Raad, die opmerkte dat de kwalificatie van het bewezenverklaarde in de hoofdzaak, namelijk medeplegen, niet zonder meer begrijpelijk was in het licht van de door het Hof gemaakte vaststelling. De Hoge Raad concludeerde dat de bestreden uitspraak niet in stand kon blijven en vernietigde deze.
De Hoge Raad heeft de zaak terugverwezen naar het Gerechtshof te Arnhem, zodat de zaak opnieuw kan worden berecht en afgedaan. De beslissing van de Hoge Raad benadrukt het belang van een zorgvuldige beoordeling van de feiten en de onderbouwing van de stellingen van de betrokken partijen in het kader van ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.