ECLI:NL:HR:2011:BP0068

Hoge Raad

Datum uitspraak
15 februari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/01084
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewijsvoering en medeplegen in hennepkwekerijzaak

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 februari 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte was beschuldigd van het medeplegen van het telen en aanwezig hebben van hennepplanten in een woning te Rotterdam. De bewezenverklaring steunde op verschillende bewijsmiddelen, waaronder proces-verbalen van de politie en rapportages van inspecteurs. De verdachte had in de periode van 1 februari 2007 tot en met 8 maart 2007 samen met een ander hennepplanten geteeld en op 9 maart 2007 waren er 490 hennepplanten aangetroffen in de woning. De Hoge Raad oordeelde dat uit de gebezigde bewijsmiddelen niet kon volgen dat de verdachte zo bewust en nauw met een ander had samengewerkt dat sprake was van medeplegen. De bewezenverklaring van de feiten 3 en 4 was niet naar de eis der wet met redenen omkleed, en het middel was terecht voorgesteld. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van het onder 3 en 4 tenlastegelegde en de strafoplegging. De zaak werd teruggeworpen naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage voor herbehandeling.

Uitspraak

15 februari 2011
Strafkamer
nr. 09/01084
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 14 oktober 2008, nummer 22/005407-07, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1971, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. B. Kizilocak, advocaat te Rotterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest wat betreft het onder 3 en 4 bewezenverklaarde alsmede wat betreft de opgelegde straffen, en in zoverre terugwijzing van de zaak naar het Hof dan wel verwijzing naar een aangrenzend hof teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
2. Beoordeling van het eerste middel
2.1. Het middel klaagt dat het onder 3 en 4 bewezenverklaarde medeplegen niet uit de gebezigde bewijsmiddelen kan volgen.
2.2. Ten laste van de verdachte is onder 3 en 4 bewezenverklaard dat:
"3.
hij in de periode van 1 februari 2007 tot en met 8 maart 2007 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk heeft geteeld in een pand aan de Drinkwaterweg een groot aantal hennepplanten zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II"
en
"4.
hij op 09 maart 2007 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk aanwezig heeft gehad 490 hennepplanten zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II".
2.3.1. Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
a. een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaar [verbalisant 1] en twee andere bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende als relaas van de verbalisanten:
"Op 9 maart 2007 verscheen een personeelslid van [A] aan het politiebureau. Deze persoon had naar aanleiding van een warmtemeting de avond tevoren een onderzoek ingesteld in de meterkast van de woning aan de [a-straat 1] te Rotterdam. De warmtemeting had plaatsgevonden na een melding via Meld Misdrijf Anoniem. De melding betrof een ernstig vermoeden dat er zich een hennepkwekerij in de woning bevond. Voornoemd personeelslid had bij onderzoek een stroomaftappunt aangetroffen, welke buiten de meter om aangesloten was. Wij, verbalisanten, zijn ter plaatse gegaan. Ik, verbalisant [verbalisant 1], liep samen met een man van de Dienst Stedelijke Volkshuisvesting (DSV) naar de achterzijde van de woning. Ik zag dat de achterdeur van genoemde woning wagenwijd open stond. Ik zag dat de ramen beslagen waren en dat hier meer dan normale vochtafzetting op zat. Nadat ik de woning via de geopende achterdeur had betreden, kwam er in de keuken een manspersoon op mij af lopen. Ik legitimeerde mij als politieagent en vroeg hem de voordeur voor mijn collega's te openen. Vervolgens betraden wij, verbalisanten [verbalisant 2 en 3], de woning via de geopende voordeur. Wij, verbalisanten, vertelden de man de reden van ons bezoek en toonden hem een machtiging tot binnentreden. In de hal van deze woning zagen wij, verbalisanten, een zelfgemaakte deur open staan. Vanuit de opening van deze deur zagen wij fel licht komen. Ook voelden wij hieruit een meer dan normale vochtige warme lucht komen. Wij hoorden het eentonige gezoem, vermoedelijk afkomstig van zogenaamde aanjagers. Wij zagen op de vloer vanuit de openstaande deur een dikke zwarte flexibele luchtslang liggen. De man die de voordeur open had gedaan verklaarde ons de bewoner te zijn en te zijn genaamd: [verdachte], geboren op [geboortedatum] 1971 te [geboorteplaats]. Vervolgens werd door ons, verbalisanten [verbalisant 2 en 3], een onderzoek in het benedengedeelte van de woning ingesteld. Hier troffen wij een in werking zijnde hennepplantage aan. In de twee beneden gelegen kamers bevonden zich kweekbakken met daarin hennepplanten. Boven deze planten brandden felle lampen. In de badkamer zagen wij een groot waterreservoir met daarin een dompelpomp. Daarnaast stonden twee jerrycans met daarop etiketten met de tekst van groeimiddel voor hennepplanten. Wij zagen een kalender liggen met daarop een bewateringsschema en een aangekruiste begindatum."
b. een rapport "Onderzoek vermoedelijke hennepkwekerij" van [verbalisant 4], inspecteur bij de Dienst Stedelijke Volkshuisvesting van de gemeente Rotterdam, voor zover inhoudende:
"Op 9 maart 2007 heb ik een onderzoek ingesteld in verband met de vermoedelijke aanwezigheid van een hennepkwekerij in het pand aan de [a-straat 1] te Rotterdam. Daarbij waren [verbalisant 1], [verbalisant 2] en [verbalisant 3] (het hof leest: [verbalisant 3]) van de politie Rotterdam-Rijnmond aanwezig. Ter plaatse gekomen roken wij bij het betreden van het portiek de voor ons bekende geur van hennep."
c. een rapportage diefstal energie van [betrokkene 1], technisch specialist fraude bij [A], voor zover inhoudende:
"Op 9 maart 2007 was ik tezamen met politieambtenaren van de politie Rotterdam-Rijnmond in de woning aan de [a-straat 1] te Rotterdam. In de in die woning aanwezige hennepkwekerij zag ik een kladblok liggen met notities. In die notities stond vermeld dat de hennepkwekerij op 1 februari 2007 in werking is gegaan. De in de hennepkwekerij aanwezige planten waren ongeveer 36 dagen oud."
d. een "Checklist ontmanteling hennepplantages", voor zover inhoudende:
"Uitvoeringsdatum: 9 maart 2007
Adres: [a-straat 1] te Rotterdam
ArtikelenTotaal aantal
Hennepplanten 490
Oppervlakte Plantenbakken 16,5 m²
Armaturen 23
Assimilatielampen 22
Transformatoren 22
Afzuigers 1
Koolstoffilters 2
Dompelpompen 1
Bevloeiingsinstallatie 1
Digitale PH-meter 1
Digitale EC-meter 1
Thermo-Hygrometer 2
Relaiskast 1
Fan-controller 1
Kachels/heaters 2
(tafel)ventilator 5
Ontvochtiger 1
Buisventilator 1"
e. de eigen waarneming van het Hof, vastgelegd in het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep, voor zover inhoudende:
"Het hof neemt waar dat de planten, afgebeeld op de foto's die als bijlage zijn gevoegd bij de rapportage "Ontmanteling hennepkwekerij [a-straat 1] d.d. 9 maart 2007", de - het hof ambtshalve bekende - uiterlijke verschijningsvorm van hennepplanten hebben."
f. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte:
"Ik ben de huurder van de woning aan de [a-straat 1] te Rotterdam. Ik woon daar al sinds 2001. Momenteel woon ik daar samen met [betrokkene 2]. Hij huurt van mij de benedenverdieping en betaalt mij daarvoor elke maand de helft van de huur. Ik heb een reservesleutel van de deur die toegang tot de benedenverdieping geeft."
2.3.2. Het Hof heeft ten aanzien van de bewezenverklaring voorts nog het volgende overwogen:
"Nadere bewijsoverweging ten aanzien van het onder 3 en 4 bewezenverklaarde (...)
Het bewijs dat de verdachte die hennepplanten tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk heeft geteeld en aanwezig gehad, ontleent het hof, naast verdachtes eigen verklaring, weergegeven in het onder [f] opgenomen bewijsmiddel, inhoudende dat hij een reservesleutel heeft van de deur die toegang tot de benedenverdieping van de door hem gehuurde woning geeft, aan het relaas, weergegeven in het onder 8 opgenomen bewijsmiddel, voor zover dit inhoudt dat de ramen van de woning - waar de verdachte volgens vorenbedoelde verklaring sedert 2001 woonachtig is en volgens bedoeld relaas ook op 9 maart 2007 aanwezig was - beslagen waren en een meer dan normale vochtafzetting vertoonden, dat de deur naar de benedenverdieping van die woning, alwaar de hennepkwekerij is aangetroffen, openstond en dat vanuit die deuropening een meer dan normale vochtige lucht kwam, een eentonig zoemend geluid hoorbaar was en een dikke flexibele luchtslang zichtbaar was, alsmede aan het gegeven dat blijkens het onder 9 opgenomen bewijsmiddel in het portiek een hennepgeur te ruiken was. Dat alles in aanmerking genomen heeft de verdachte naar het oordeel van het hof - minst genomen - willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat zich op de benedenverdieping van de door hem gehuurde woning een kwekerij bevond, waar hennepplanten aanwezig waren en werden geteeld."
2.4. Uit de gebezigde bewijsmiddelen kan niet volgen dat de verdachte zo bewust en nauw met een ander heeft samengewerkt dat sprake is van medeplegen. De bewezenverklaring van de feiten 3 en 4 is derhalve niet naar de eis der wet met redenen omkleed. Het middel is terecht voorgesteld.
3. Slotsom
Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat de overige middelen geen bespreking behoeven en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van het onder 3 en 4 tenlastegelegde en de strafoplegging;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en C.H.W.M. Sterk, in bijzijn van de waarnemend griffier S.C. Rusche, en uitgesproken op 15 februari 2011.