2.2.3. Ten aanzien van de bewezenverklaring heeft het Hof - met inbegrip van hier niet overgenomen voetnoten - het volgende overwogen:
"Feit 7.
Van het volgende wordt uitgegaan:
Op 17 november 2008 bevond aangeefster [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer]) zich in het [A] op de [a-straat] te Rotterdam. Zij was in de keuken aan het koken en kletste wat met de verdachte. Gesproken werd over vechtsporten waarna aangeefster bij wijze van demonstratie een vechthouding aannam. Plotseling voelde zij dat de verdachte haar met zijn vuist een harde klap op de kaak gaf. Ze viel en voelde dat iemand haar opving. Zij voelde heel veel pijn in de rechterkant van haar gezicht en zag dat er bloed uit haar mond kwam. Ze zag dat de verdachte naar haar toe kwam en ze hoorde hem zeggen 'Gaat het? Sorry, sorry, dat was niet de bedoeling'. [Slachtoffer] voelde dat haar ondertanden losstonden en dat zij haar kiezen niet op elkaar kreeg. Zij heeft toen haar ouders gebeld, die haar hebben opgehaald. De volgende dag ging zij naar het ziekenhuis, waar werd vastgesteld dat haar rechteronderkaak op twee plaatsen gebroken was. Tijdens haar verhoor als getuige op de terechtzitting d.d. 26 mei 2009 heeft [slachtoffer] in soortgelijke bewoordingen verklaard.
De moeder van [slachtoffer], [betrokkene 1], heeft tegenover de politie verklaard dat zij heeft gezien dat [slachtoffer] in shock verkeerde, dat haar neus scheef stond en zij hoorde haar zeggen dat haar kaak heel zeer deed. [Slachtoffer] huilde, hyperventileerde en trilde. [Betrokkene 1] heeft telefonisch contact gehad met de verdachte, die haar heeft verteld dat [slachtoffer] hem had aangevallen en dat hij haar niet van zich afkreeg.
De verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij in de keuken stond te koken, dat [slachtoffer] in een vechthouding tegenover hem kwam staan en dat [slachtoffer] toen ineens haar hand voor haar gezicht deed en in elkaar zakte. Verdachte heeft geen verklaring voor de door [slachtoffer] opgelopen verwondingen kunnen of willen geven.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan een zware mishandeling.
De verdachte heeft ontkend dat hij [slachtoffer] heeft geslagen. De raadsman van de verdachte heeft aangevoerd dat er onvoldoende bewijs is om tot een bewezenverklaring te komen, nu de verdachte geen enkel motief had, dat aan de getuigenverklaring van [betrokkene 1] geen bewijskracht mag worden toegekend daar het een de auditu verklaring betreft en dat, mocht al bewezen zijn dat de verdachte [slachtoffer] zou hebben geslagen, er geen sprake was van opzet om haar pijn te doen, zodat de verdachte zowel van het onder 7 primair als 7 subsidiair tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt als volgt.
De aangifte van [slachtoffer] is op wezenlijke onderdelen helder en consistent met de verklaring afgelegd door haar moeder en haar - een half jaar na dato - ter terechtzitting afgelegde getuigenverklaring. Deze verklaringen worden ondersteund door de inhoud van een letselverklaring. Hoewel de verklaring van [betrokkene 1] deels een de-audituverklaring betreft, afkomstig uit dezelfde bron - [slachtoffer] - is deze verklaring ook voor wat door haar zelf is waargenomen consistent met de verklaringen van [slachtoffer] en het geconstateerde letsel. De verklaring van [betrokkene 1] kan meewerken aan het bewijs.
Ten aanzien van het opzet van de verdachte wordt het volgende overwogen. Gedurende een gesprek over vechtsporten heeft het slachtoffer bij wijze van voorbeeld een gevechtshouding aangenomen waarna zij door de verdachte zonder aanleiding met zijn vuist vol op haar kaak werd geslagen. Het is een feit van algemene bekendheid dat een volle vuistslag op de kaak ernstige verwondingen kan veroorzaken. De verdachte heeft, door te handelen als hierboven omschreven, op zijn minst bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel zou oplopen, welke kans zich ook daadwerkelijk heeft verwezenlijkt.
De verweren van de raadsman worden verworpen."