ECLI:NL:HR:2011:BO9868
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- B.C. de Savornin Lohman
- M.A. Loth
- Rechtspraak.nl
Toepassing van art. 138 en 139 Sr op besloten erven bestemd voor de openbare dienst
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 november 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte was beschuldigd van wederrechtelijk binnendringen in een besloten erf dat bestemd was voor de openbare dienst, namelijk het parkeerterrein van het detentiecentrum te Alphen aan den Rijn. De tenlastelegging betrof een incident op 27 december 2007, waarbij de verdachte samen met anderen het terrein betrad en graffiti aanbracht op de muren van het detentiecentrum. De verdediging voerde aan dat artikel 138 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) niet van toepassing was op terreinen die bestemd zijn voor de openbare dienst, en dat enkel artikel 139 Sr van toepassing zou zijn, dat een lagere strafmaat kent. Het Hof verwierp dit verweer en oordeelde dat artikel 138 Sr wel degelijk van toepassing was. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof een onjuiste opvatting had over de toepassing van artikel 138 Sr in deze context. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak, maar alleen wat betreft de beslissingen ter zake van het onder 3 tenlastegelegde en de strafoplegging. De zaak werd terugverwezen naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage voor herbehandeling. De overige middelen van cassatie werden verworpen, omdat deze niet tot cassatie konden leiden. De uitspraak van de Hoge Raad benadrukt de noodzaak om de specifieke bepalingen van het Wetboek van Strafrecht correct toe te passen, vooral in gevallen die betrekking hebben op openbare diensten.