ECLI:NL:HR:2011:BO9834
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- J. de Hullu
- H.A.G. Splinter-van Kan
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in hoger beroep bij ontbreken handtekening appelschriftuur
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 7 juni 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem. De zaak betreft de ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in hoger beroep, waarbij de verdediging aanvoerde dat de appelschriftuur niet was ondertekend door de Officier van Justitie. De verdachte, geboren in 1971 en woonachtig in [woonplaats], had beroep ingesteld via zijn advocaat, mr. J.B.A. Kalk. De Advocaat-Generaal, C. Hofstee, concludeerde tot verwerping van het beroep.
De Hoge Raad overwoog dat de wet niet vereist dat een appelschriftuur door de indiener is ondertekend. Wel moet de appelschriftuur door de Officier van Justitie worden ingediend indien het Openbaar Ministerie hoger beroep instelt. Het Hof had vastgesteld dat aan deze eis was voldaan, en oordeelde dat het ontbreken van de handtekening niet leidde tot niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie. De Hoge Raad bevestigde dit oordeel en oordeelde dat de verdediging niet in zijn belangen was geschaad door het ontbreken van de handtekening.
De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak enkel wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, en verminderde deze tot veertien maanden. De uitspraak van de Hoge Raad benadrukt het belang van de juiste procedurele stappen door het Openbaar Ministerie en de rol van de handtekening in de context van de wetgeving omtrent hoger beroep en cassatie.