ECLI:NL:HR:2011:BO9625
Hoge Raad
- Cassatie
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- J.C. van Oven
- C.A. Streefkerk
- F.B. Bakels
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot ontheffing uit ouderlijk gezag
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 februari 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende een verzoek tot ontheffing uit ouderlijk gezag. De verzoekster, aangeduid als de moeder, heeft cassatie ingesteld tegen een beschikking van het gerechtshof te 's-Gravenhage, die op 13 januari 2010 was gegeven. De moeder woonde op een geheim adres en werd in de procedure bijgestaan door haar advocaat, mr. P.S. Kamminga. De Raad voor de Kinderbescherming, gevestigd te Rotterdam, was de verweerder in cassatie, maar is niet verschenen tijdens de zitting.
De Hoge Raad verwijst in zijn uitspraak naar de eerdere beschikkingen van de rechtbank Rotterdam en het gerechtshof, die beide betrekking hadden op de situatie van de moeder en haar ouderlijk gezag. De rechtbank had op 8 september 2008 een beschikking gegeven in de zaak 313862/F1 RK 08-2256, en het hof had de beschikking in de zaak 200.021.789/01 op 13 januari 2010 bevestigd. De conclusie van de Advocaat-Generaal E.B. Rank-Berenschot was dat het cassatieberoep verworpen moest worden, met toepassing van artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO).
De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling geconcludeerd dat de klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, niet tot cassatie kunnen leiden. Dit werd onderbouwd met de opmerking dat de klachten geen nadere motivering behoeven, omdat ze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, en deze beschikking is openbaar uitgesproken door raadsheer F.B. Bakels.