ECLI:NL:HR:2011:BO9624
Hoge Raad
- Cassatie
- A. Hammerstein
- F.B. Bakels
- C.E. Drion
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Kennelijk onredelijk ontslag en bewijsaanbod in arbeidsrechtelijke geschillen
In deze zaak gaat het om een cassatieprocedure betreffende een kennelijk onredelijk ontslag van [eiser], die sinds 1990 in dienst was bij Koninklijke Machinefabriek Stork B.V. [Eiser] werd op 30 juni 2006 ontslagen in het kader van een reorganisatie. Hij stelde dat het ontslag kennelijk onredelijk was, omdat het berustte op een voorgewende reden en de gevolgen voor hem te ernstig waren in verhouding tot het belang van Stork bij de opzegging. De kantonrechter en het gerechtshof hebben de vorderingen van [eiser] afgewezen, waarna hij in cassatie ging.
De Hoge Raad oordeelde dat het hof onvoldoende gemotiveerd was ingegaan op het bewijsaanbod van [eiser] dat de werkzaamheden van Project Engineer nog steeds bij Stork werden uitgevoerd. Dit bewijsaanbod was essentieel voor de beoordeling van de vordering van [eiser]. De Hoge Raad vernietigde het arrest van het hof en verwees de zaak naar het gerechtshof te 's-Hertogenbosch voor verdere behandeling. Tevens werd Stork veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie.
De zaak benadrukt het belang van een zorgvuldige motivering door de rechter bij het passeren van bewijsaanbiedingen, vooral in arbeidsrechtelijke geschillen waar de gevolgen van ontslag voor de werknemer aanzienlijk kunnen zijn. De Hoge Raad bevestigde dat van een werkgever een extra inspanning mag worden verwacht om een boventallige werknemer met lichamelijke beperkingen te herplaatsen binnen het bedrijf.