ECLI:NL:HR:2011:BO9573

Hoge Raad

Datum uitspraak
11 februari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/04243
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kwalificatie van een overeenkomst tot het verrichten van werk tegen betaling

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 februari 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen de Nederlands-Israëlietische Hoofdsynagoge (NIHS) en een verweerder. De kwestie betreft de kwalificatie van een overeenkomst die strekt tot het verrichten van werk tegen betaling. De Hoge Raad heeft de vraag behandeld of deze overeenkomst moet worden gekwalificeerd als een arbeidsovereenkomst of als een overeenkomst van opdracht. De zaak is voortgekomen uit een eerder vonnis van de kantonrechter te Amsterdam en een arrest van het gerechtshof te Amsterdam. NIHS heeft beroep in cassatie ingesteld tegen het arrest van het hof, dat aan de Hoge Raad is gehecht. De advocaat-generaal L.A.D. Keus heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en NIHS veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 384,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. De uitspraak is gedaan door een collegiaal orgaan, waarbij de vice-president J.B. Fleers als voorzitter fungeerde. De overige rechters waren A.M.J. van Buchem-Spapens, J.C. van Oven, F.B. Bakels en C.A. Streefkerk. De uitspraak is openbaar uitgesproken door raadsheer F.B. Bakels.

Uitspraak

11 februari 2011
Eerste kamer
09/04243
EE/MD
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
In de zaak van:
Het kerkgenootschap NEDERLANDS-ISRAËLIETISCHE HOOFDSYNAGOGE,
gevestigd te Amsterdam,
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. H.J.W. Alt,
t e g e n
[Verweerder],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. R.F. Thunnissen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als NIHS en [verweerder].
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak 1234/08 van de kantonrechter te Amsterdam van 10 februari 2009;
b. het arrest in de zaak 200.028.005/01 SKG van het gerechtshof te Amsterdam van 14 juli 2009.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft NIHS beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[Verweerder] heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L.A.D. Keus strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van NIHS heeft bij brief van 7 januari 2011 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt NIHS in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] begroot op € 384,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.B. Fleers als voorzitter en de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, J.C. van Oven, F.B. Bakels en C.A. Streefkerk, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.B. Bakels op 11 februari 2011.