ECLI:NL:HR:2011:BO9562
Hoge Raad
- Cassatie
- J.B. Fleers
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- E.J. Numann
- J.C. van Oven
- W.D.H. Asser
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de rechtmatigheid van vervroegde onteigening en toetsing in de gerechtelijke fase
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 februari 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende een vordering tot vervroegde onteigening. De eisers, bestaande uit zeven personen, hebben beroep in cassatie ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch. Dit vonnis was eerder gewezen op 25 november 2009, waartegen de eisers zich hebben verzet. De Gemeente Uden, als verweerder in cassatie, heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De zaak is behandeld door de advocaten van beide partijen, waarbij de Gemeente ook werd bijgestaan door een advocaat van de Hoge Raad.
De Hoge Raad heeft in zijn arrest geoordeeld dat de klachten die door de eisers zijn aangevoerd niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81 van de Wet op de Rechterlijke Organisatie (RO), dat stelt dat geen nadere motivering vereist is wanneer de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft de eisers in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, waarbij de kosten zijn begroot op € 384,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
De uitspraak van de Hoge Raad benadrukt de grenzen van de toetsing in de gerechtelijke fase van de onteigeningsprocedure, vooral na de bestuurlijke fase. Dit arrest is van belang voor de rechtsontwikkeling op het gebied van het bestuursrecht en omgevingsrecht, met specifieke aandacht voor de toepassing van de Onteigeningswet.