ECLI:NL:HR:2011:BO9553
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Verzoek om kinderalimentatie en cassatieprocedure
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 maart 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende een verzoek om kinderalimentatie. De verzoekster, de moeder, had cassatie ingesteld tegen een beschikking van het gerechtshof te Amsterdam, die op 21 april 2009 was gegeven. De moeder was vertegenwoordigd door advocaat mr. P.S. Kamminga, terwijl de vader, de verweerder in cassatie, werd bijgestaan door advocaat mr. H.J.W. Alt. De Hoge Raad verwijst in zijn uitspraak naar de eerdere beschikkingen van de rechtbank Alkmaar en het gerechtshof, die aan de basis lagen van het cassatieverzoek.
De Hoge Raad heeft de klachten die door de moeder in het cassatierekest zijn aangevoerd, beoordeeld. De conclusie van de Advocaat-Generaal E.B. Rank-Berenschot was dat het beroep moest worden verworpen. De Hoge Raad oordeelde dat de aangevoerde klachten niet tot cassatie konden leiden. Dit oordeel werd onderbouwd met de overweging dat de klachten geen nadere motivering behoefden, aangezien zij niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep van de moeder verworpen, wat betekent dat de beschikking van het gerechtshof in stand blijft. Deze uitspraak is gedaan door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, J.C. van Oven, W.A.M. van Schendel en openbaar uitgesproken door raadsheer E.J. Numann.