ECLI:NL:HR:2011:BO9551

Hoge Raad

Datum uitspraak
11 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/00232
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie in kort geding over executiegeschil tussen eiser en Stichting Wonen West Brabant

In deze zaak gaat het om een cassatieprocedure die is ingesteld door eiser tegen het arrest van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De zaak betreft een kort geding en een executiegeschil dat is ontstaan na een vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Breda. Het vonnis dateert van 23 april 2009 en betreft een geschil tussen eiser, wonende te [woonplaats], en Stichting Wonen West Brabant (WWB), die als verweerder in cassatie is opgetreden. De Hoge Raad verwijst naar de eerdere uitspraken en het verloop van het geding in feitelijke instanties. Eiser heeft beroep in cassatie ingesteld tegen het arrest van het hof, dat op 8 september 2009 is gewezen. De advocaat van eiser, mr. P. Garretsen, heeft de zaak toegelicht. De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent was om het beroep te verwerpen. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en eiser in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, die aan de zijde van WWB zijn begroot op nihil. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten in de middelen niet tot cassatie kunnen leiden en dat nadere motivering niet nodig is, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Het arrest is openbaar uitgesproken op 11 maart 2011.

Uitspraak

11 maart 2011
Eerste Kamer
10/00232
RM/TT
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. P. Garretsen,
t e g e n
STICHTING WONEN WEST BRABANT,
gevestigd te Bergen op Zoom,
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en WWB.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak 201415/KG ZA 09-147 van de voorzieningenrechter in de rechtbank Breda van 23 april 2009;
b. het arrest in de zaak HD 200.034.362 van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 8 september 2009.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen WWB is verstek verleend.
De zaak is voor [eiser] toegelicht door zijn advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekt tot verwerping.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van WWB begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, W.A.M. van Schendel en C.A. Streefkerk, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 11 maart 2011.