ECLI:NL:HR:2011:BO8008
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- W.M.E. Thomassen
- C.H.W.M. Sterk
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen niet-ontvankelijk verklaring in hoger beroep met betrekking tot strafzaak en ontnemingsprocedure
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage, waarbij de verdachte niet-ontvankelijk werd verklaard in zijn hoger beroep. De zaak betreft een strafzaak en een ontnemingsprocedure, beide onder het parketnummer 10/613215-06. De verdachte, geboren in 1978, heeft op 30 augustus 2007 hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de Politierechter in de Rechtbank te Rotterdam van 16 augustus 2007. Het Hof heeft op 6 november 2008 de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep, zowel in de strafzaak als in de ontnemingszaak.
De Hoge Raad heeft de klacht van de verdachte beoordeeld, die stelde dat in hoger beroep het voorschrift van artikel 51 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) niet is nageleefd. De verdediging beriep zich op een brief van mr. A.C. Bosch, waarin werd gesteld dat hij zich had gesteld als raadsman voor de behandeling in hoger beroep. De Hoge Raad oordeelt echter dat de brief betrekking heeft op de ontnemingsprocedure en niet op de onderhavige strafzaak.
De Advocaat-Generaal Vegter had geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof. Echter, de Hoge Raad verwerpt het beroep van de verdachte, omdat de stelling dat er een raadsman was in hoger beroep niet opgaat voor de strafzaak. Het arrest is gewezen op 8 maart 2011 door de vice-president en twee raadsheren, in aanwezigheid van de griffier.