ECLI:NL:HR:2011:BO8001

Hoge Raad

Datum uitspraak
22 februari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/01884
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • F.H. Koster
  • B.C. de Savornin Lohman
  • W.M.E. Thomassen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wederrechtelijk binnendringen in horecagelegenheden ondanks ontzegging

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 februari 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem. De verdachte, geboren in 1988, was beschuldigd van lokaalvredebreuk op basis van artikel 138 van het Wetboek van Strafrecht. De verdachte had schriftelijk de toegang tot verschillende horecagelegenheden in Apeldoorn ontzegd gekregen voor de duur van één jaar, maar was desondanks in deze gelegenheden aangetroffen. De Hoge Raad oordeelde dat de enkele omstandigheid dat de verdachte feitelijk in de horecagelegenheden was binnengelaten, niet betekent dat er geen sprake was van wederrechtelijk binnendringen. Het verweer van de verdachte dat de wederrechtelijkheid niet kon worden bewezen, werd door het Hof verworpen. De Hoge Raad bevestigde deze beslissing en oordeelde dat het middel niet tot cassatie kon leiden. De uitspraak benadrukt dat het overtreden van een horecaontzegging, ook als men per abuis wordt toegelaten, strafbaar is. De Hoge Raad verwerpt het beroep en bevestigt de bewezenverklaring van de wederrechtelijke binnentreding in de horecagelegenheden.

Uitspraak

22 februari 2011
Strafkamer
Nr. 09/01884
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem van 24 april 2009, nummer 21/001526-08, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1988, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
1.1. Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. M.L. Plas, advocaat te Utrecht, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Silvis heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
1.2. De raadsvrouwe heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.
2. Beoordeling van het eerste middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3. Beoordeling van het tweede middel
3.1. Het middel klaagt dat het Hof het verweer dat de wederrechtelijkheid niet kan worden bewezen op ontoereikende gronden heeft verworpen.
3.2.1. Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
"1. hij op 24 augustus 2007 te Apeldoorn wederrechtelijk is binnengedrongen in een besloten lokaal (een café) gelegen aan de [a-straat] en in gebruik bij café [A], welke wederrechtelijkheid hieruit bestond dat hem, verdachte, (schriftelijk) voor de duur van één jaar de toegang tot de horeca in en om het [c-straat] is ontzegd (ingaande 21 maart 2007);
2. hij op 11 november 2007 te Apeldoorn wederrechtelijk is binnengedrongen in een besloten lokaal (een discotheek) gelegen aan de [a-straat] en in gebruik bij [B], welke wederrechtelijkheid hieruit bestond dat hem, verdachte, (schriftelijk) voor de duur van één jaar de toegang tot de horeca in en om het [c-straat] is ontzegd (ingaande 21 maart 2007);
3. hij op 2 februari 2008 in de gemeente Apeldoorn wederrechtelijk is binnengedrongen in een besloten lokaal (een horecagelegenheid [C]) gelegen aan de [b-straat], welke wederrechtelijkheid hieruit bestond dat hem, verdachte, (schriftelijk) voor de duur van één jaar de toegang tot de horeca in en om het [c-straat] is ontzegd (ingaande 21 maart 2007)."
3.2.2. Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
a. een "Algemene horecaontzegging Apeldoorn centrum", gedateerd 21 maart 2007, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
"Met ingang van heden wordt u de toegang tot alle hierna te noemen horecagelegenheden ontzegd voor de duur van 12 maanden, beginnend op 21 maart 2007 en eindigend op 21 maart 2008. Indien u één van de deelnemende horecagelegenheden betreedt in genoemde periode maakt u zich schuldig aan huisvredebreuk (artikel 138 Wetboek van Strafrecht). Het betreden van een horecagelegenheid die deel uitmaakt van de overeengekomen collectieve ontzegging is ook strafbaar als u per abuis bent toegelaten. Bij het constateren van dit strafbare feit kunt u aangehouden worden, waarna er te allen tijde door de politie proces-verbaal wordt opgemaakt.
In persoon uitgereikt aan:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum]1988 te [geboorteplaats]."
b. een lijst van samenwerkende horecagelegenheden voorzover inhoudende:
"Deze collectieve ontzegging heeft betrekking op de volgende samenwerkende horecagelegenheden waarvoor getekend:
- Café [A], [a-straat 1];
- [B], [a-straat 2] en
- [C], [b-straat 1]."
c. een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaar [verbalisant 1], voor zover inhoudende als relaas van de verbalisant:
"Op 21 maart 2007 werd door mij namens de collectieve samenwerkende horecaondernemers een horecaontzegging in persoon uitgereikt aan [verdachte], geboren op [geboortedatum] 1988 te [geboorteplaats]."
d. een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaren [verbalisant 2] en [verbalisant 3], voor zover inhoudende als relaas van de verbalisanten:
"Door ons wordt met betrekking tot de aanhouding van de hieronder vermelde verdachte het volgende verklaard:
Verdachte:
[verdachte], geboren op [geboortedatum] 1988 te [geboorteplaats]
Datum aanhouding:
24 augustus 2007
Locatie aanhouding:
Café [A], [a-straat 1] te Apeldoorn.
Reden van de aanhouding:
Verdachte heeft een ontzegging voor een groot aantal horecaondernemingen in het centrum van Apeldoorn, waaronder café [A], gevestigd aan de [a-straat 1] te Apeldoorn. Van een horecaondernemer hoorden wij dat in café [A] een man zat met een ontzegging. Door een portier werd deze man uit het café gehaald. De man, naar later bleek verdachte [verdachte], verklaarde desgevraagd dat hij wist dat hij een ontzegging had, onder andere voor café [A]. Hierop is [verdachte] door ons aangehouden."
e. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte:
"Ik ben met de politie en justitie in aanraking geweest ter zake van openlijk geweld tegen personen. Dit is in maart 2007 gebeurd. Toen ik vastzat, heb ik een brief gekregen waarin stond vermeld dat ik één jaar niet in een aantal cafés op het [c-straat] te Apeldoorn mocht komen.
Ik ben daarna echter wel vaker in enkele cafés op het [c-straat] geweest, ondanks deze ontzegging. Ik weet dat het strafbaar is als ik in deze cafés kom. Vandaag, 24 augustus 2007, was ik in café [A]. Ik weet dat dit café ook in de brief vermeld stond, dus ik mocht daar niet binnen zijn. Ik was ongeveer een halfuur binnen toen ik door de portier werd verzocht om mee naar buiten te gaan. Ik deed dit en werd aldaar aangesproken door u. Ik heb meteen bevestigd dat ik wist dat ik een ontzegging had."
f. een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaar [verbalisant 4], voor zover inhoudende als relaas van de verbalisant:
"Op 11 november 2007 kwam er een melding dat een persoon met een algemene horecaontzegging zich in de discotheek [B] bevond. Door de eigenaar van genoemde discotheek werd een persoon naar buiten begeleid die ik herkende als [verdachte]. Het was mij bekend dat [verdachte] een algemene ontzegging had voor de horecagelegenheden in Apeldoorn op en rond het uitgaanscentrum [c-straat]. Hierop werd de verdachte [verdachte] aangehouden."
g. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte:
"In maart 2007 heb ik een algehele horecaontzegging voor de cafés in Apeldoorn gekregen voor de duur van één jaar. Dat is mij schriftelijk medegedeeld. Op 11 november 2007 ben ik naar discotheek [B] gegaan. Ik werd aangesproken door de eigenaar van genoemde discotheek. Hij vertelde dat ik een ontzegging had en niet binnen mocht komen. Vervolgens werd ik buiten de discotheek aangehouden."
h. een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaren [verbalisant 5], [verbalisant 6], [verbalisant 7] en [verbalisant 8], voor zover inhoudende als relaas van de verbalisanten:
"Op 2 februari 2008 waren wij bezig met de handhaving van de openbare orde in het uitgaansgebied van Apeldoorn. In de volksmond wordt dit gebied "[c-straat]" genoemd. Omstreeks 2:55 uur kregen wij van onze collega [verbalisant 1] door dat de ons ambtshalve bekende [verdachte] zich in horecagelegenheid [C] aan de [b-straat] te Apeldoorn bevond. Het was ons ambtshalve bekend dat [verdachte] een collectieve horecaontzegging had voor horecagelegenheden op het [c-straat]. Door ons werd vervolgens [verdachte] in de genoemde horecagelegenheid aangetroffen. Op ons verzoek is hij mee naar buiten gelopen, waar hij werd aangehouden voor lokaalvredebreuk."
i. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte:
"Ik ben aangehouden omdat ik mij vannacht bij de horecagelegenheid [C] ophield terwijl ik een collectieve horecaontzegging heb. Op 2 februari 2008 omstreeks 2.15 uur kwam ik met een vriend aan in het centrum van Apeldoorn. We hebben bij [C] wat te eten besteld. Niet veel later stond de politie op de stoep en die vertelde mij dat ik was aangehouden omdat ik mij niet aan de horecaontzegging had gehouden. Ik wist dat ik niet bij [C] mocht komen."
3.2.3. Het Hof heeft het in het middel bedoelde verweer als volgt samengevat en verworpen:
"De raadsvrouw van verdachte heeft ter zitting in hoger beroep vrijspraak bepleit van het onder 1, 2 en 3 tenlastgelegde. Volgens de raadsvrouw kan de 'wederrechtelijkheid' bij alle drie de feiten niet worden bewezen. Daartoe heeft de raadsvrouw in de eerste plaats aangevoerd dat haar cliënt de bijlage bij de algemene horecaontzegging niet heeft ontvangen en in de tweede plaats dat haar cliënt op de in de tenlastelegging genoemde data tot de horecagelegenheden is toegelaten. Verdachte heeft ter zitting in hoger beroep verklaard dat de eigenaar van horecagelegenheid "[C]" tegen hem had gezegd dat hij naar binnen mocht.
(...)
Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen. In het bijzonder wordt het volgende overwogen.
Aan verdachte is op 21 maart 2007 een algemene horecaontzegging voor het centrum van Apeldoorn uitgereikt. Verbalisant [verbalisant 1] heeft in een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal gerelateerd dat hij op 21 maart 2007 aan verdachte in persoon een horecaontzegging heeft uitgereikt. Aldus staat naar het oordeel van het hof vast dat verdachte het verbod heeft ontvangen. In de ontzegging staat vermeld dat verdachte de toegang wordt ontzegd tot 'alle hierna te noemen horecagelegenheden'. Het hof acht het aldus niet aannemelijk dat aan verdachte niet tevens is uitgereikt de bij het verbod behorende bijlage, te weten de lijst van samenwerkende horecagelegenheden die zijn toegetreden tot de collectieve overeenkomst.
In de algemene horecaontzegging staat vermeld dat het ook strafbaar is als verdachte per abuis wordt toegelaten tot één van de collectieve horecaondernemingen. Daarbij komt dat de eigenaar van "[C]" - in tegenstelling tot wat verdachte beweert - uitdrukkelijk heeft verklaard dat hij verdachte géén toestemming heeft gegeven om binnen te komen. Verdachte is de in de tenlastelegging genoemde horecagelegenheden derhalve wederrechtelijk binnengegaan."
3.3.1. Voor zover het middel berust op de opvatting dat in een geval als het onderhavige, waarin aan de verdachte schriftelijk de toegang tot de desbetreffende horecagelegenheden was ontzegd, de enkele omstandigheid dat de verdachte feitelijk in die gelegenheden is binnengelaten, meebrengt dat van "wederrechtelijk binnendringen" geen sprake kan zijn, faalt het omdat die opvatting onjuist is.
3.3.2. Ook voor het overige kan het middel niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu het middel in zoverre niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en W.M.E. Thomassen, in bijzijn van de waarnemend griffier S.C. Rusche, en uitgesproken op 22 februari 2011.