ECLI:NL:HR:2011:BO8001
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- B.C. de Savornin Lohman
- W.M.E. Thomassen
- Rechtspraak.nl
Wederrechtelijk binnendringen in horecagelegenheden ondanks ontzegging
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 februari 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem. De verdachte, geboren in 1988, was beschuldigd van lokaalvredebreuk op basis van artikel 138 van het Wetboek van Strafrecht. De verdachte had schriftelijk de toegang tot verschillende horecagelegenheden in Apeldoorn ontzegd gekregen voor de duur van één jaar, maar was desondanks in deze gelegenheden aangetroffen. De Hoge Raad oordeelde dat de enkele omstandigheid dat de verdachte feitelijk in de horecagelegenheden was binnengelaten, niet betekent dat er geen sprake was van wederrechtelijk binnendringen. Het verweer van de verdachte dat de wederrechtelijkheid niet kon worden bewezen, werd door het Hof verworpen. De Hoge Raad bevestigde deze beslissing en oordeelde dat het middel niet tot cassatie kon leiden. De uitspraak benadrukt dat het overtreden van een horecaontzegging, ook als men per abuis wordt toegelaten, strafbaar is. De Hoge Raad verwerpt het beroep en bevestigt de bewezenverklaring van de wederrechtelijke binnentreding in de horecagelegenheden.