ECLI:NL:HR:2011:BO6754
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- H.A.G. Splinter-van Kan
- W.F. Groos
- Rechtspraak.nl
Herstelarrest in jeugdzaak wegens administratieve vergissing bij betekening aanzegging in cassatie
In deze zaak gaat het om een herstelarrest van de Hoge Raad der Nederlanden, uitgesproken op 22 februari 2011, in een jeugdzaak. De zaak betreft een administratieve vergissing waarbij de raadsman van de verdachte niet op de hoogte was gesteld van de betekening van de aanzegging in cassatie. Hierdoor zijn er geen middelen van cassatie ingediend, wat leidde tot de niet-ontvankelijkheid van de verdachte in het beroep bij arrest van 9 februari 2010. De Hoge Raad heeft besloten dit eerdere arrest in te trekken, omdat de raadsman niet op de hoogte was van de aanzegging.
De Hoge Raad heeft vastgesteld dat er een overschrijding heeft plaatsgevonden van de redelijke termijn zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Ondanks deze constatering heeft de Hoge Raad besloten dat er geen rechtsgevolgen aan deze overschrijding verbonden worden, gezien de aard van de opgelegde straf aan de verdachte, die bestond uit een jeugddetentie van een week, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, en een geldboete van € 180,-, subsidiair drie dagen jeugddetentie.
De uitspraak van de Hoge Raad is gedaan na meer dan zestien maanden na het instellen van het cassatieberoep, wat de overschrijding van de redelijke termijn bevestigt. De Hoge Raad heeft de middelen van cassatie die zijn voorgesteld door de raadsman van de verdachte, mr. J.J.D. van Doleweerd, niet tot cassatie kunnen leiden, en heeft daarom het beroep verworpen. De beslissing is genomen door de vice-president A.J.A. van Dorst, samen met de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en W.F. Groos, en is uitgesproken in aanwezigheid van de waarnemend griffier E. Schnetz.