ECLI:NL:HR:2011:BO6743
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- W.M.E. Thomassen
- C.H.W.M. Sterk
- Rechtspraak.nl
Cassatie over niet-nakoming van voorschrift art. 51 Sv in hoger beroep
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 maart 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een bij verstek gewezen uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De zaak betreft een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, waarbij de betrokkene, geboren in 1978, in hoger beroep was gegaan tegen een eerdere uitspraak van de Politierechter. De betrokkene had op 30 augustus 2007 hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de Politierechter van 16 augustus 2007. Echter, tijdens de terechtzitting van het Hof op 6 november 2008 was de betrokkene noch zijn raadsman aanwezig, wat leidde tot een niet-ontvankelijk verklaring in het hoger beroep.
De Hoge Raad oordeelde dat, ondanks het ontbreken van een ontvangstbevestiging van de raadsman in de aan de Hoge Raad toegezonden stukken, er voldoende aanwijzingen waren dat de raadsman zich wel degelijk had gesteld. De Hoge Raad concludeerde dat het voorschrift van artikel 51, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering niet was nageleefd. Dit voorschrift is van groot belang voor de rechtsgang, en de niet-nakoming ervan staat in de weg aan een geldige behandeling van de zaak zonder de aanwezigheid van de betrokkene en diens raadsman.
De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak van het Gerechtshof en wees de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage, zodat de zaak opnieuw kan worden berecht en afgedaan. De uitspraak benadrukt het belang van de aanwezigheid van een raadsman in hoger beroep en de noodzaak om de rechtsgang te waarborgen.