3.2De aantekening van het mondelinge arrest houdt onder meer in:
"Op basis van het verhandelde ter terechtzitting en het dossier is het hof het volgende gebleken.
De verdachte is, nadat de inleidende dagvaarding aan een mondeling gemachtigde was uitgereikt, op 19 februari 2009 in persoon, zonder raadsman/vrouw, ter terechtzitting van de politierechter te Rotterdam verschenen en de uitspraak in zijn zaak is aan hem in persoon medegedeeld. Voorts heeft, naar de raadsman ter terechtzitting in hoger beroep heeft medegedeeld, de politierechter na het uitspreken van het vonnis de verdachte mondeling kennis gegeven van het rechtsmiddel dat tegen het vonnis openstaat en van de termijn, waarbinnen dat kan worden aangewend.
De beroepstermijn bedraagt veertien dagen en verliep derhalve op 5 maart 2009.
In het dossier bevindt zich een akte rechtsmiddel, waaruit blijkt dat namens de verdachte op 24 maart 2009, derhalve na ommekomst van de beroepstermijn, ter griffie van de rechtbank Rotterdam tegen het vonnis van de politierechter van 19 februari 2009 hoger beroep is ingesteld.
De advocaat-generaal heeft om die reden gevorderd dat de verdachte in zijn hoger beroep niet ontvankelijk dient te worden verklaard.
Het hof stelt voorop, dat het voor de beoordeling van de ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep in beginsel dient uit te gaan van de zich in het dossier bevindende akte rechtsmiddel. Dit betekent dat het er in beginsel voor moet worden gehouden, dat het hoger beroep te laat is ingesteld en dat de verdachte daarin derhalve niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep hiertegen het volgende aangevoerd:
De verdachte heeft reeds na de uitspraak ter terechtzitting in eerste aanleg op 19 februari 2009 aan de politierechter verklaard in hoger beroep te gaan en de politierechter heeft toen geantwoord: 'Dat is prima'.
(...)
Subsidiair doet de raadsman een beroep op verschoonbare termijnoverschrijding, omdat de verdachte erop mocht vertrouwen dat door hem op 19 februari 2009 rechtsgeldig hoger beroep was ingesteld. De politierechter, zo heeft de raadsman naar voren gebracht, heeft de verdachte ook in die waan gelaten.
(...)
Het hof begrijpt het subsidiaire standpunt van de verdediging aldus, dat zij meent dat de politierechter door - na de verdachte kennis te hebben gegeven van de beroepsmogelijkheid en van de termijn, waarbinnen dat beroep kan worden ingesteld - verdachtes aankondiging in hoger beroep te willen gaan te beantwoorden met de woorden: 'Dat is prima', bij de verdachte het gerechtvaardigd vertrouwen heeft gewekt, dat hij op dat moment rechtsgeldig hoger beroep heeft ingesteld.
Het hof verwerpt ook dit subsidiaire verweer.
Gesteld al dat de politierechter de door de raadsman genoemde woorden heeft uitgesproken, brengt dit naar het oordeel van het hof niet mee, dat daardoor bij de verdachte het gerechtvaardigd vertrouwen is gewekt, dat hij rechtsgeldig hoger beroep had ingesteld. Het hof wijst daarbij op hetgeen hierboven omtrent de wettelijke bepalingen is overwogen en op de omstandigheid dat op de achterzijde van de inleidende dagvaarding aan de verdachte reeds op voorhand bekend was gemaakt op welke wijze en op welke locatie hij hoger beroep kon instellen."