2.3. Met betrekking tot de bewezenverklaring heeft het Hof - met inbegrip van hier niet overgenomen voetnoten - het volgende overwogen:
"Het hof neemt de volgende feiten en omstandigheden in aanmerking.
In de vroege uren van nieuwjaarsdag 2006 heeft zich een drietal incidenten voorgedaan in de op dat moment drukke discotheek [A] (voorheen [B]) te Doetinchem. Eén van de slachtoffers heeft hieraan een blijvend litteken in zijn gezicht overgehouden.
(...)
Feit 1 (...)
[Getuige 1], portier van de [A], heeft verklaard dat er rond 02.30 uur een melding van alle bars binnenkwam, die inhield dat er een jongen, lang, normaal postuur, met een agressieve blik, om zich heen aan het slaan was. [Getuige 1] meent dat deze jongen een lichtgetinte huidskleur had. [Getuige 1] heeft de jongen vervolgens in de gaten gehouden.
Omdat men vreesde voor escalatie, zijn de portiers de jongen op enig moment gaan zoeken. [Getuige 1] werd vervolgens geconfronteerd met een jongen "wiens gezicht helemaal openlag", naar later bleek [slachtoffer].
Feit 1
Volgens de aangifte van [slachtoffer] heeft hij in reactie op een duw van een buitenlandse jongen, die jongen een duw teruggegeven en werd hij meteen daarna met een glazen voorwerp in zijn gezicht geslagen. Het glazen voorwerp is toen kapot gegaan. Daarna is [slachtoffer] naar zijn zeggen meermalen op zijn hoofd geslagen. Hij heeft daarvan pijn ondervonden. Toen de klappen ophielden, voelde hij bloed over zijn gezicht stromen. Op de foto's van het letsel die bij de aangifte zijn gevoegd is te zien dat [slachtoffer] verwondingen aan de linkerzijde van zijn gezicht heeft. [Getuige 2] heeft verklaard te hebben gezien dat de Iranese jongen, die met zijn ex-vriendin [getuige 3] [[getuige 3], Hof] is gehuwd, [slachtoffer] met kracht met een heel glas in zijn gezicht heeft geslagen en daarbij de linkerzijde van zijn gezicht heeft geraakt. [Getuige 3] heeft gezien dat verdachte en de jongen in elkaar vlogen. [Getuige 4] heeft ook gezien dat verdachte heeft gevochten. Zij heeft armen zien zwaaien.
[Getuige 1] voornoemd heeft zich over [slachtoffer] ontfermd. Op het moment dat de agressieve jongen die [getuige 1] eerder in de gaten had gehouden langsliep, wees het slachtoffer hem aan als dader en zei daarbij tegen [getuige 1] "Hij is het." Verdachte is buiten voor de discotheek aangehouden. [Getuige 2] heeft de aangehouden persoon herkend als degene die [slachtoffer] met een glas had geslagen.
Op basis van de aangifte van [slachtoffer] kan onderscheid worden gemaakt in twee fases:
a. het slaan met een glazen voorwerp in het gezicht en b. het slaan/stompen tegen het hoofd.
De vraag rijst of verdachte, gelet op zijn ontkenning en de gevoerde verweren, hiervoor verantwoordelijk kan worden gehouden.
a. het slaan met een glazen voorwerp in het gezicht
Op grond van de hiervoor omschreven feiten en omstandigheden concludeert het hof dat verdachte (en niet [betrokkene 1] zoals de raadsman heeft betoogd) een glazen voorwerp kapot heeft geslagen in/tegen het gezicht van [slachtoffer]. Het letsel dat [slachtoffer] daardoor heeft opgelopen, kan - hoe vervelend ook voor het slachtoffer - niet worden gekwalificeerd als zwaar lichamelijk letsel. Verdachte wordt daarom vrijgesproken van het onder 1 primair tenlastegelegde. De redactie van de tenlastelegging brengt met zich dat
verdachte ook van het onder 1 subsidiair tenlastegelegde wordt vrijgesproken voor zover dit betrekking heeft op het slaan met een glazen voorwerp en het toebrengen van lichamelijk letsel, omdat er op dat moment nog geen sprake was van een handelen in vereniging.
b. het slaan/stompen tegen het hoofd
Het hof is van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte een aandeel heeft gehad in de onder 1 subsidiair tenlastegelegde openlijke geweldpleging ten aanzien van het slaan en/of stompen tegen het hoofd van [slachtoffer]. De verklaring van [getuige 3], de echtgenote van verdachte, die inhoudt dat verdachte die nacht wat vervelend was, sterkt het hof in zijn overtuiging. Verdachte en [betrokkene 1] zijn vrijwel de hele avond bij elkaar geweest. Verdachte heeft verklaard dat hij met zijn armen heeft gezwaaid en daarbij iemand heeft geraakt. [Betrokkene 1] is ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 19 mei 2009 als getuige gehoord. Hij heeft verklaard dat verdachte en hij hebben gevochten. Uit de verslagen van de telefoontaps blijkt dat [betrokkene 1] heeft gezegd dat er een gevecht met een Nederlander heeft plaatsgevonden en dat verdachte die jongen een vuist heeft gegeven.
De verdediging heeft gewezen op de verschillen in waarneming van de getuigen met betrekking tot de kleding die verdachte de bewuste nacht droeg, hetgeen volgens de verdediging tot een vrijspraak moet leiden. Het hof overweegt dat het redelijk donker was in de ruimte waar het onder 1 tenlastegelegde plaatsvond. De tegenstrijdigheden betreffen ondergeschikte punten en laten zich verklaren door de hectische omstandigheden van dat moment. In de kern zijn de verklaringen waarop de bewezenverklaring is gebaseerd, innerlijk consistent en ondersteunen zij elkaar op de wezenlijke onderdelen van de tenlastelegging. Dit verweer wordt dan ook verworpen."