ECLI:NL:HR:2011:BO6132
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- C.H.W.M. Sterk
- M.A. Loth
- Rechtspraak.nl
Rechtsgeldigheid betekening appeldagvaarding in strafzaak
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 1 februari 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De zaak betreft de rechtsgeldigheid van de betekening van de appeldagvaarding aan de verdachte, die niet was ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens. Het Hof had geoordeeld dat er geen feitelijke woon- of verblijfplaats van de verdachte bekend was, maar de Hoge Raad oordeelt dat dit oordeel niet zonder meer begrijpelijk is, gezien het adres dat in de gedingstukken is vermeld. De Hoge Raad concludeert dat de dagvaarding in hoger beroep niet rechtsgeldig is betekend, omdat de motivering van het Hof ontoereikend is. Om doelmatigheidsredenen verklaart de Hoge Raad de appeldagvaarding nietig.
De zaak is gestart met een beroep in cassatie door de verdachte, die eerder bij verstek was veroordeeld door de Politierechter. De advocaat van de verdachte, mr. M.C. van der Want, heeft een middel van cassatie voorgesteld. De Advocaat-Generaal heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte voor zover het beroep betrekking heeft op feit 2, en tot vernietiging van het arrest voor feit 1, met terugwijzing naar het Gerechtshof voor herbehandeling.
De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de stukken van het geding, waaronder eerdere vonnissen en akten van uitreiking, niet voldoende bewijs leveren voor de stelling dat de dagvaarding rechtsgeldig is betekend. De Hoge Raad vernietigt het bestreden arrest voor zover het aan zijn oordeel onderworpen is en verklaart de dagvaarding in hoger beroep nietig. De verdachte wordt niet-ontvankelijk verklaard in het beroep voor zover dit gericht is tegen de bewezenverklaarde overtreding.