ECLI:NL:HR:2011:BO6132

Hoge Raad

Datum uitspraak
1 februari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/02038
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechtsgeldigheid betekening appeldagvaarding in strafzaak

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 1 februari 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De zaak betreft de rechtsgeldigheid van de betekening van de appeldagvaarding aan de verdachte, die niet was ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens. Het Hof had geoordeeld dat er geen feitelijke woon- of verblijfplaats van de verdachte bekend was, maar de Hoge Raad oordeelt dat dit oordeel niet zonder meer begrijpelijk is, gezien het adres dat in de gedingstukken is vermeld. De Hoge Raad concludeert dat de dagvaarding in hoger beroep niet rechtsgeldig is betekend, omdat de motivering van het Hof ontoereikend is. Om doelmatigheidsredenen verklaart de Hoge Raad de appeldagvaarding nietig.

De zaak is gestart met een beroep in cassatie door de verdachte, die eerder bij verstek was veroordeeld door de Politierechter. De advocaat van de verdachte, mr. M.C. van der Want, heeft een middel van cassatie voorgesteld. De Advocaat-Generaal heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte voor zover het beroep betrekking heeft op feit 2, en tot vernietiging van het arrest voor feit 1, met terugwijzing naar het Gerechtshof voor herbehandeling.

De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de stukken van het geding, waaronder eerdere vonnissen en akten van uitreiking, niet voldoende bewijs leveren voor de stelling dat de dagvaarding rechtsgeldig is betekend. De Hoge Raad vernietigt het bestreden arrest voor zover het aan zijn oordeel onderworpen is en verklaart de dagvaarding in hoger beroep nietig. De verdachte wordt niet-ontvankelijk verklaard in het beroep voor zover dit gericht is tegen de bewezenverklaarde overtreding.

Uitspraak

1 februari 2011
Strafkamer
nr. 09/02038
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 23 augustus 2004, nummer 22/005254-03, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1981, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. M.C. van der Want, advocaat te Middelburg, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in zijn beroep voor zover dit is gericht tegen de beslissing ter zake feit 2, tot vernietiging van het bestreden arrest voor zover het feit 1 betreft en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
2. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
Het Hof heeft de verdachte ter zake van feit 2, een overtreding (art. 435, aanhef en onder 4°, Sr) veroordeeld tot een geldboete van € 250,-, subsidiair 5 dagen hechtenis. In zoverre kan de verdachte, gelet op art. 427, tweede lid, Sv niet in zijn beroep in cassatie worden ontvangen.
3. Beoordeling van het middel
3.1. Het middel keert zich tegen het in de bestreden uitspraak besloten liggende oordeel van het Hof dat de appeldagvaarding rechtsgeldig is betekend.
3.2. De stukken van het geding houden het volgende in:
(i) het vonnis van de Politierechter in de Rechtbank 3 oktober 2003, inhoudende dat de verdachte bij verstek is veroordeeld. Dit vonnis houdt in als adres van de verdachte: [a-straat 1] te [woonplaats].
(ii) een akte van uitreiking van 23 oktober 2003, inhoudende dat het vonnis aan de verdachte in persoon is betekend. Deze akte van uitreiking vermeldt als adres van de verdachte: [a-straat 1] te [woonplaats].
(iii) een akte instellen rechtsmiddel, inhoudende dat mr. M.C. van der Want op 4 november 2003 namens de verdachte hoger beroep heeft ingesteld. De akte rechtsmiddel vermeldt als adres van de verdachte: [a-straat 1] te [woonplaats].
(iv) de aan het dubbel van de dagvaarding in hoger beroep gehechte akte van uitreiking inhoudende dat de dagvaarding op 17 mei 2004 tevergeefs is aangeboden op het adres [a-straat 1] te [woonplaats], omdat aldaar niemand werd aangetroffen, en dat ter plaatse een bericht van aankomst is achtergelaten waarin is vermeld dat de dagvaarding kan worden afgehaald op het in dat bericht genoemd (post)kantoor of politiebureau, en voorts inhoudende dat de dagvaarding op 26 mei 2004 met de akte is teruggezonden aan de afzender, waarna de dagvaarding op 3 juni 2004 is uitgereikt aan de griffier van de Rechtbank te 's-Gravenhage, omdat van de geadresseerde geen woon- of verblijfplaats in Nederland bekend is.
(v) een GBA-overzicht van 3 juni 2004 inhoudende dat de verdachte van 11 december 1991 tot 8 juli 2000 stond ingeschreven op het adres [a-straat 1] te [woonplaats] en dat de verdachte op 8 juli 2000 is "vertrokken naar land onbekend".
(vi) het proces-verbaal van de terechtzitting van het Hof van 23 augustus 2004 waaruit blijkt dat de verdachte noch een raadsman verschenen is en tegen de verdachte verstek is verleend.
3.3. Het proces-verbaal van die terechtzitting vermeldt, evenals het bestreden arrest, ten aanzien van het adres van de verdachte: "thans zonder bekende woon-of verblijfplaats hier te lande".
Het Hof is kennelijk ervan uitgegaan dat van de verdachte - die niet was ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens - geen feitelijke woon- of verblijfplaats bekend was. Dat is niet zonder meer begrijpelijk, gelet op het adres dat wordt genoemd in de hiervoor onder 3.2 sub (i), (ii) en (iii) genoemde stukken.
Het in de bestreden uitspraak besloten liggende oordeel dat de dagvaarding in hoger beroep rechtsgeldig is betekend is daarom ontoereikend gemotiveerd. De Hoge Raad zal om doelmatigheidsredenen de appeldagvaarding nietig verklaren.
3.4. Het middel is terecht voorgesteld.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het beroep, voor zover dit is gericht tegen de bewezenverklaarde overtreding;
vernietigt de bestreden uitspraak voor zover aan zijn oordeel onderworpen;
verklaart de dagvaarding in hoger beroep nietig.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren C.H.W.M. Sterk en M.A. Loth, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 1 februari 2011.