ECLI:NL:HR:2011:BO6123
Hoge Raad
- Cassatie
- G.J.M. Corstens
- B.C. de Savornin Lohman
- W.M.E. Thomassen
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van de uitspraak van het Hof inzake ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 25 februari 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beslissing van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De zaak betreft een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van de betrokkene, geboren in 1968, die in deze procedure werd vertegenwoordigd door zijn advocaat, mr. R.J. Baumgardt. De Advocaat-Generaal Aben had geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en terugwijzing naar het Hof voor herbehandeling.
De Hoge Raad oordeelde dat het Hof ten onrechte had aangenomen dat de betrokkene zich schuldig had gemaakt aan een beroving van [betrokkene 2]. Het Hof had vastgesteld dat de benadeling van [betrokkene 2] bestond uit het niet leveren van reeds betaalde goederen, maar de Hoge Raad vond dat zonder nadere motivering niet duidelijk was welk strafbaar feit het Hof voor ogen had gehad. De enkele niet-betaling van goederen kan niet zonder meer als beroving worden gekwalificeerd.
De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het Hof en wees de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage, zodat deze opnieuw kan worden berecht op het bestaande hoger beroep. De Hoge Raad concludeerde dat de bestreden uitspraak niet in stand kon blijven, omdat het Hof niet voldoende had gemotiveerd waarom de betrokkene zich schuldig had gemaakt aan een strafbaar feit dat aanleiding gaf tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.
Deze uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige motivering door de lagere rechters bij het opleggen van maatregelen tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, en dat de kwalificatie van gedragingen als strafbaar feit goed onderbouwd moet zijn.